donderdag 30 september 2010

Opoe Groen treedt in. En uit! (3)


De kladderadatsch in het klooster kwam kort nadien. (Hebt gij de alliteratie opgemerkt?) Zuster Digitalis, Opoe Groen dus, werd ervan beticht een lokkend knipoogje te hebben gestuurd aan het adres van de loodgieter die een verstopte wc in de noordvleugel kwam doorsteken.

Zulks werd zuster Alstroemeria, moeder overste dus, gemeld door zuster Begonia (meisjesnaam Knol) en dat is op de foto bij aflevering 1 de tweede non van rechts, die met dat uitgestreken smoeltje dus. (Gedrag als dat van de knolbegonia wordt door de regel van de congregatie aangemoedigd, getuige artikel 112b: 'Wie een medezuster erbij lapt, wordt beloond, onder de gebruikelijke, door de Heilige Stoel gestelde voorwaarden, met een aflaat van 300 dagen.)


Moeder overste, hoewel natuurlijk een kind Gods, ja, een bruid van Christus, was des duivels.

Digitalis: 'Maar, waarde moeder, ik heb helegaar niet geknipoogd. Ik kreeg een vliegje in mijn oog. Dat was alles.'
'Ja, dat zal wel. Smoesjes! En nog wel jegens een arrebeier. Een rooie dus. Die natuurlijk op de PvdA stemt. Of misschien wel op de SP. Wat een schande voor onze geliefde congregatie! Wat een schande voor ons geliefd Kindje Jezus!'
'En als me dat nu eens was overkomen met Alexander Pechtold?'
'Dat ligt geheel anders. Mijnheer Pechtold is een auctionaris. Nu ja, vendumeester; afslager. Dat is een vrij beroep. Geen arrebeier dus. Bovendien is hij geheim weldoener van ons klooster.'

Opoe Groen bracht een slapeloze nacht door. De wekzuster vond de volgende ochtend Opoes cel leeg. Op de Spartaanse tafel lag een briefje: Ik heb het wel gehad met jullie reactionaire kijk op de samenleving. Mijn woonplaats is Leicester. O. Groen. PS: Om jullie (onverdiend) de schande te besparen, zal ik niet nakend over straat gaan. Ik heb daarom de paraplu van moeder overste in de hal tijdelijk tot mij genomen en verknipt tot een zouavenbroek. Verder heb ik uit het kloosterkleed een hesje geflanst. De rest van het habijt hangt op het knaapje in de kast. Houdoe.

De eerste actie van Opoe was zich naar een internetcafé reppen en mij een uitgebreide e-mail over haar wedervaren zenden. Met aan het slot enkele hartstochtelijke ontboezemingen, over de precieze bewoordingen waarvan ik uit kies- en bescheidenheid moet zwijgen.

Afbeelding:
De loodgieter heeft het nonnensecreet zwart ontstopt. Hij wilde daarom slechts vermomd op de foto.

(wordt vervolgd)

woensdag 29 september 2010

Opoe Groen treedt in. En uit ! (2)


Het eerste cracquelé in het ideale plaatje vertoonde zich al na amper drie maanden, toen tijdens een avondlijk koorgebed de communiteit met engelachtige sopraantjes de aangrijpende hymne Jezus is mijn rozenboom, rozen blozen aan hem schoon zong. Zuster Digitalis nu, in mundo, in de wereld dus, Opoe Groen, kende de melodie niet en kan ook geen noten lezen, wilde echter niet in het oog lopen door stommetje te spelen en zong op de tekst van de hymne met haar diepe, galmende, doordringende altstem de melodie van het lied (molto allegro, 4/4, tempo di marcia) Rozenkransken, u zij lof; uit den hof van den hemel nee-hee-heergezo-ho-ho-honden. Dit leek natuurlijk nergens op. Een complete kakofonie! Over uit de toon vallen gesproken. Alstroemeria, rijke moeder overste van het arme Kindje Jezus, die Digitalis trakteerde op een donderpreek waarvan de deur bol stond, zei: 'Het leek wel Vader Abraham met zijn Wie staat er daar doorheen te smurfen?'

Het bleef overigens niet bij de formidabele uitbrander. Zuster Digitalis kreeg de zwaarste straf waarin de regel van de congregatie voorzag: tijdens de recreatie in afzondering een uur naar een dvd met Albert Verlinde kijken.

(wordt vervolgd)

Foto: Het koorgebed van de communiteit. Zuster Digitalis is niet zichtbaar. Geheel links Femke Halsema; naast haar Job Cohen en Ahmed Aboutaleb, allen weldoeners van het klooster.

dinsdag 28 september 2010

Opoe Groen treedt in. En uit! (1)


Geruime tijd al wilde de Lavazza 100 % arabica uit mijn Italiaanse koffiemachine en zelfs de Vosne-Romanée uit het topjaar 1982 mij niet meer smaken. Reden: geen levensteken van Opoe Groen.

Nu lag dat gedeeltelijk aan mij. Zonder echter dat mij hier enige schuld kan worden aangewreven.

Men zal zich herinneren dat, zoals het jargon van de zachte sector het pleegt uit te drukken, Opoe en ik sterk op elkaar betrokken zijn. Haar levendigste droom was met mij haar leven te delen of, zoals zij het placht uit te drukken, 'met jou gezellig oud te worden'. Maar ik ben een oppassende getrouwde man, uni thoro junctus, verbonden aan het ene bed, zoals de H. Schrift het zo beeldrijk zegt, en kon Opoe dus niet ter wille zijn. Even terzijde: je hebt ook uni tauro juncta, maar dat betekent: de vrouw, verbonden aan de ene stier; dat slaat hier dus als een drol op een sluisdeur.

Wat doet die gekke Opoe nu? Door onbevredigde en uitzichtloze hartstocht jegens mij verteerd, treedt zij met een dolle kop als novice in bij een zeer strenge nonnencongregatie: de 'Rijke Zusters van het Arme Kindje Jezus'. Zeer streng, dat wil zeggen: gedurende het noviciaat, dat een jaar duurt, niet spreken, behalve om moeder overste, zuster Alstroemeria, te antwoorden, niet bellen, mobiel noch vast, niet e-mailen, niet schrijven en natuurlijk al helemaal niet chatten.

Aanvankelijk voelde Opoe zich achter de hoge kloostermuur in de zevende hemel. Zij werd bekleed met het habijt en mocht een patroonheilige kiezen.Zij wilde voortaan naar de guitige naam Boudewiena luisteren, maar daar stak moeder overste een stokje voor: 'Geen sprake van. Veel te werelds. Boudewiena betekent Venusschoentje. Jij gaat Digitalis heten.'

(wordt vervolgd)

Foto: Opoe, reeds in het kloosterkleed, is de tweede van rechts. De achterste man met hoge zijden is Alexander Pechtold, als heer vermomd; hij is geheim weldoener van het klooster.

zondag 26 september 2010

Zijn moeder wilde niet deugen


Het voyeurisme teistert al enige jaren de kijkbuis en het heeft er alle schijn van dat het zich voorlopig niet laat intomen.

Vanavond zendt de NCRV onder de titel Verloren band een documentaire uit waarin men een vol uur kan volgen hoe de journalist Frénk van der Linden (een zeer begaafd interviewer, deze eer moet men hem laten) probeert zijn ouders met elkaar te verzoenen. Zij zijn begin jaren '70 gescheiden (Frénk was toen 12), omdat moeder vreemd ging. Zij, Erica, is inmiddels 74 en lijdt aan de ziekte van Alzheimer, haar man Jan, 81, heeft sedert de breuk geen woord meer met haar gewisseld.

Ik zal er niet naar kijken. Om het cru te zeggen: overspelige journalistenmoeders interesseren mij geen flikker. Dat de zoon -- zeg maar: op de valreep -- tracht vrede te stichten tussen vader en moeder, is een loffelijk streven, maar ik snap niet waarom zich daar een paar honderdduizend mensen aan moeten vergapen. Vroeger hield men zoiets voor zich. Men vond toen: de vuile was was je thuis.

Tot lering en vermaak (2)


Vrouw-zijn is een vreselijk moeilijke taak. Het bestaat namelijk hoofdzakelijk uit omgaan met mannen.

(Van de Pools-Engelse romanschijver Joseph Conrad. Hij werd in 1857 als Józef Korzeniowski geboren in de huidige Oekraïne en overleed in 1924. Zijn
Lord Jim en Nostromo worden nog altijd veel gelezen.)

Tot lering en vermaak (1)


Liberalen worden gekenmerkt door hun open geest. Zij zijn altijd bereid serieus aandacht te schenken aan beide kanten van dezelfde kant.

(Van een anonieme geestigaard)

zaterdag 25 september 2010

Nog drie goeie van Goethe


Wer soll, wer kann aber auf sein vergangenes Leben zurückblicken, ohne gewissermaßen irre zu werden, da er meistens finden wird, daß sein Wollen richtig, sein Tun falsch, sein Begehren tadelhaft und sein Erlangen dennoch erwünscht gewesen? (Johann Wolfgang von Goethe, Wilhelm Meisters Wanderjahre, boek 1, hoofdstuk 10).

Das Wunderlichste im Leben ist das Vertrauen, daß andere uns führen werden. Haben wir's nicht, so tappen und tolpen wir unsern eignen Weg hin; haben wir's, so sind wir auch, eh wir's uns versehen, auf das schlechteste geführt.
(Johann Wolfgang von Goethe, Maximen und Reflexionen)

En dan deze, die sommigen in hun zak kunnen steken: Toleranz sollte eigentlich nur eine vorübergehende Gesinnung sein: sie muß zur Anerkennung führen. Dulden heißt beleidigen. (Johann Wolfgang von Goethe, Maximen und Reflexionen)

vrijdag 24 september 2010

Blauwe kliko: als groenen zijn wij witte raven


Opoe heet Groen, maar mijn vrouw en ik zijn groen. Elke vierde vrijdag van de maand zet ik een boordevolle blauwe kliko met oud papier op de door de gemeente aangewezen plaats. Immers, verreweg het meeste papier wordt gemaakt van hout en bomen zijn de longen van Moeder Aarde.

Volgens Bartjens zouden op bedoelde plek 20 containers moeten staan, maar toen ik vanochtend de onze aansleepte, viel er geen enkele waar te nemen. Aangezien mijn buren natuurlijk oud papier produceren, moet ik aannemen dat zij het hunne in de grijze of de groene kliko dan wel bij het (in onze gemeente apart ingezameld) plastic
lazeren .

Als je Maurice de Hond vroeg of hij het milieubewustzijn van de Nederlanders wil peilen, zou hij meteen aan de slag gaan. Uiteraard, want daar moet hij van leven. Je moet het alleen niet doen, want zoals een oud-collega van me (hij was altijd al veel deugdzamer dan ik en heeft het dan ook gebracht tot hoogleraar in meningspeiling) pleegt te zeggen: 'Dit soort onderzoeken doet niets anders dan het gezond verstand bevestigen.' De Hond zou dan ook vaststellen dat driekwart van ons volk een groene tot zeer groene inborst zegt te hebben. En als lid 2 van de enquête dat driekwart zich ook groen tot zeer groen gedraagt.

Onzin. Voorlopig zijn vrouwlief en ik in onze buurt witte raven. Nu ja, zo lang het over oud papier gaat...

'... en een zuiver hart...'


'Hier vernehm ich von großen Naturgaben, Fähigkeiten und Fertigkeiten und doch zuletzt, bei ihrer Anwendung, manches Bedenken. Sollte ich mich darüber ins kurze fassen, so würde ich ausrufen: Große Gedanken und ein reines Herz, das ist's, was wir uns von Gott erbitten sollten.'

(Johann Wolfgang von Goethe, 1749-1832, Wilhelm Meisters Wanderjahre, boek 1, hoofdstuk 10).

zondag 19 september 2010

Scheids schuift met uitwerpselen


Mijn loopbaan begon ik bij een regionale krant en wel bij een plaatselijke editie die ooit een monopoliepositie had ingenomen, door een stommiteit van de directeur-hoofdredacteur, de slavendrijver en duitendief Jef de Brouwer, bijna het loodje had gelegd en nu weer een stuk van de markt wilde veroveren. Te dezen einde had De Brouwer in het centrum van de stad de voorkamer van een melkboer gehuurd (waarvoor hij wekelijks f 5,00 moest neertellen, wat hem de indruk gaf dat al zijn kiezen en tanden zonder verdoving werden getrokken.)

In dit vertrek moesten huizen: de administrateur, de advertentie-acquisiteur, de abonnementenwerver en de redactie (ik was de enige vaste kracht, 's avonds werd ik geholpen door twee schnabbelende heren van middelbare leeftijd: een gemeenteambtenaar en een kantoorpik). Soms, als de krant te laat van de centrale drukkerij kwam, kortten een stuk of acht bezorgers er de tijd, zware shag rokend en schuine moppen tappend.

Ik keek altijd reikhalzend uit naar de maandagochtend, omdat dan onze man van de abonnementen, Theo Melis, die in zijn vrije tijd scheidsrechter van de lagere klassen in de gewestelijke voetbalcompetitie was, zwaar opgefokt stoom kwam afblazen.

'Ja, dat was gisteren weer klare bloem, daar in de Peel, bij RK De Zeilberg tegen de Dijkse Boys. Maar nu zal ik die vlegel van een Janus van den Mangelwortel eens naaien zoals hij van zijn leven nog niet genaaid is.' Theo griste dan een vel kopijpapier van mijn bureau en schreef met een stompje potlood het klad van een rapport aan de tuchtcommissie van de KNVB, waarbij hij tot mijn aanzienlijk genoegen gaandeweg zijn schrijfsel voorlas: 'Nadat ik een vrije trap had gegeven wegens gevaarlijk spel van Janus van den Mangelwortel, meende deze mij te moeten toevoegen: "Stront". Toen ik hem hiervoor een waarschuwing gaf, meende hij te moeten opmerken: "Stuk stront".'
Op dit punt aanbeland, achtte Theo het raadzaam mij te polsen. 'Eerlijk gezegd, Theo, vraag ik me af of het wel pertinent genoeg is.'
Theo gepikeerd: 'Wat bedoel je: pertinent genoeg? Het lijkt me anders nogal duidelijk.'
'Jawel, maar bij de KNVB krijgen ze natuurlijk een massa van die rapporten en denken ze waarschijnlijk dat het zo'n vaart niet loopt, met andere woorden: dat een speler in het vuur van de strijd zo'n scheldwoord kan ontvallen. Kun je je verhaal niet was opsieren, in het eerlijke uiteraard? Heeft die Janus niet nog wat meer gefoeterd? Denk eens kalm na.'
Theo tuurde een tijdje naar het donkerbruin uitgeslagen plafond en: 'Verroest, nu je het zegt! Ik heb ook zoiets als "vuile stront" gehoord.'
'Aha, nu zijn we er. Je hebt nu drie elementen: stront, vuil en stuk. Ga daar nu eens mee schuiven.'
Theo scheen nu echt te denken dat ik hem in zekere vloeistof wilde drukken. Hij keek me althans achterdochtig aan. Maar plotseling lichtte zijn gezicht op: 'Ik zie wat je bedoelt. Ik rapporteer dat Van den Mangelwortel mij ook "vuil stuk stront" heeft genoemd. Daar stuur je toch op aan, niet?'
'Toch zijn we er nog niet helemaal. Ik zie nog één andere mogelijkheid.'
'Jij schijnt te denken dat jij hier de enige bent die kan schrijven... Maar wacht even, je hebt gelijk! Als vierde feit neem ik in mijn rapport op dat Van den Mangelwortel "stuk vuile stront" heeft geroepen.'

Zo verliep het op een van de eerste maandagen dat ik daar de redactie, mijzelf dus, leidde.

Een paar weken later werd ik bij de voordeur van de melkboer opgewacht door een kleerkast.
'Is Melis er al?'
'Nee, die is er niet. En hij komt voorlopig ook niet, want hij loopt in de ziektewet. Moet ik hem wat doorgeven? Wie bent u trouwens?'
'Ik ben Janus van den Mangelwortel en vertel Melis maar dat ik door zijn toedoen voor drie wedstrijden ben geschorst en dat ik hem zal weten te vinden.'
'Moet ik er nog een persoonlijke noot van u aan toevoegen?'
'Wat bedoel je?'
'Nou, zoiets als: "vuile stront".
Janus, haastig: 'Nee, dat vooral niet.'
'Misschien: "boerenlul"?'
"Ja, dat lijkt me een goed idee.'

Weer een tijdje nadien trof ik Theo Melis al reciterend aan:
'... en nadat ik tegen speler Van den Mangelwortel een vrije trap had gegeven wegens hands, meende hij mij te moeten uitmaken voor "boerenlul".'

Foto: In de voorkamer van het gedeeltelijk zichtbare pand links was de editie van mijn krant gevestigd.

woensdag 15 september 2010

Hinder minder, formeer meer!


Merkt u er iets van? Ik bedoel: dat wij al sedert 20 februari worden bestuurd door een gezelschap demissionaire dames en heren?

Alles gaat gewoon door. Onderwijs wordt gegeven. Kranten worden bezorgd. Grutters bevoorraad. Blindedarmen verwijderd. Rijexamens afgenomen. Gods water loopt over Gods akker. Bekeuringen worden uitgeschreven. Legaal wordt via de voordeur langs de achterdeur illegaal verworven nederwiet gesleten. Boeren dorsen. Sappige bonussen worden uitgedeeld aan luitjes die rotzooi hebben getrapt. Hypotheekverstrekkers verneuken de klant als vanouds. Gods molens malen zeker maar langzaam.

In sommige opzichten draait Nederland zelfs beter dan onder missionaire bewindslieden: een club Tukkers houdt de hovaardige vedettes uit Italië in toom en onze heide is paarser dan ooit.

En reken maar dat aanstaande dinsdag de koninklijke knollen gewoon de gouden koets naar de Ridderzaal trekken en dat onze geliefde landsvrouwe aldaar het gebruikelijk stuk erbarmelijk proza zal voorlezen met de bekakte tongval die nog slechts bij amateurtoneelspeelsters wordt aangetroffen.

Van een tentamen staatsrecht in een grijs verleden meen ik me te herinneren dat onze grondwet geen termijn stelt aan kabinetsformaties. De huidige mag dus wat mij betreft doorgaan tot de kamerverkiezingen van 2014. Verhagen, Wilders en Rutte zijn zozeer verkikkerd op hun bedrijf dat zij daarnaar wel oren zullen hebben en de gezellige dikbeer Opstelten (foto), deze Vader des Vaderlands van onze affluent society, zal er ook wel voor te porren zijn.

Voorwaarde is natuurlijk dat de radiostilte strikt blijft gehandhaafd. Ik word dan verschoond van de dolkomische Klucht voor drie heren en van onthutsend gezwets in de media. Ongestoord kan ik me dan verkneukelen in drie pillen van John Cowper Powys en dito van Antonia Susan Byatt. Idee: stoor mij niet op mijn Pathmos.

dinsdag 14 september 2010

Een spaander van Goethe: actueel NL


Die Deutschen der neueren Zeit haben nichts anders für Denk- und Preßfreiheit gehalten, als daß sie sich einander öffentlich mißachten dürfen.

Dit is een van de talloze aforismen van Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832). Officieel staan ze te boek als Maximen und Reflexionen, maar de auteur noemde ze in de wandeling ook wel 'spaanders'.

Tip (niet van Bootz maar van Henk): vervang Deutschen door Niederländer en je bent helemaal bij de tijd.

zaterdag 11 september 2010

Mijn oude krant: gebed van de chef-redacteur


Ik zit de laatste dagen wat krap in mijn kopij en dat doet me denken aan mijn oude krant, Oost-Brabant, die zijn centrale redactie in Eindhoven had.

De eerste jaren na de oorlog begon het gelaat van het rijke roomse leven wel reeds enkele rimpeltjes te vertonen, maar maakte al met al nog een vieve indruk. Alle journalisten van Oost-Brabant waren praktizerende katholieken, sommige zelfs uitgesproken vroom. De nieuwsvoorziening was nog precair: de redacties waren zwaar onderbezet, het ANP deed weliswaar zijn best, maar had nog niet veel bij te zetten, geld voor abonnementen op de grote internationale persbureaus was er niet, de regiocorrespondenten waren fietsenmakers, kruideniers, bankbedienden, in het gunstige geval onderwijzers, van buitenlandse medewerkers druppelde van tijd tot tijd een verhaal per brief binnen, het openbaar vervoer was volop in wederopbouw, de telecommunicatie moest het gedeeltelijk hebben van zogenaamde treinbrieven (speciale enveloppen met kopij die werden meegegeven met conducteurs van de spoorwegen), enfin, men ziet het plaatje.

In die tijd is het op een avond, een uur voordat de krant moest 'zakken', voorgekomen dat er nog steeds geen artikel voor de opening van de voorpagina was. En zowaar, chef-redacteur Ad Bevers, op dat moment chef van de nieuwsdienst, ging in een hoek staan, sloeg een kruisteken en bad dat Onze Lieve Heer hem toch kopij zou sturen waarmee de krant met goed fatsoen 'de 1' kon openen. Zijn gebed werd verhoord. Het was vóór mijn tijd, maar ik heb het de latere chef-redacteur, dr Richard Mooren, die er bij was geweest, verschillende keren smakelijk horen vertellen.

In die tijd mochten katholieken op vrijdag geen vlees 'en jus uit vlees' eten. Arme mensen aten dan een haring of een katvisje, de beter gesitueerden paling of zalm (destijds nog uitsluitend als wilde verkrijgbaar, een dure lekkernij). Op een vrijdag meldde het ANP dat ergens boven de rivieren een man was gestikt in een biefstuk. Ad Bevers vreesde dat dit bericht bij de lezers verwarring zou stichten en voegde er, zonder dat hij van de vleeseter iets wist, aan toe: 'De man was niet katholiek.' En aldus kwam het in de krant. Ook dit heb ik uit een onverdachte bron: mijn vriend de schrijver Toon Kortooms (foto), die van 1945 tot 1953 redacteur van Oost-Brabant was.

(Zo ben ik toch nog aan kopij voor mijn blog gekomen. En ik heb er niets eens een gebed voor gestort!)

zondag 5 september 2010

Te huur

zaterdag 4 september 2010

Daarom ben ik de Kamer niet gaan doen

Verbijsterd en geërgerd vraagt de burger zich af of het de Haagse heren om het landsbelang te doen is dan wel om een competitie wie de grootste pik heeft.

Na mijn studie in Parijs keerde ik terug naar mijn oude krant, waar ik de sociaal-economische redactie onder mij kreeg (deze bestond uit één journalist: mijzelf) en ook werd geacht commentaren te schrijven. Mijn eerste bijdrage gold een pleidooi voor vermogensaanwasdeling, een afschuwelijk woord voor een schone zaak: dividend niet uitsluitend voor de aandeelhouders maar ook voor de werknemers. Een van mijn hoofdredacteuren (ik had een tijdje vier stuks!), een man die tijdens zijn studentenjaren in Duitsland saloncommunist was geweest, zei na lezing van mijn kopij: 'Ik denk dat je gelijk hebt' en zo kwam het artikel in de krant. Maar de grote baas van onze dagbladholding schrok zich een ongeluk: hij zag al onrust op de redacties, sit down-stakingen, sympathiebetogingen in de stad, traangas, charges van politie te paard en meer van dat ongerief en verordonneerde dat ik mijn commentaarpen moest neerleggen.

Misschien heeft hij ook geprobeerd mij weg te promoveren. In die tijd waren de Haagse en parlementaire redacties van onze krantengroep beneden peil en merkwaardigerwijze werd mij alras na mijn opruiend geschrift gevraagd of ik 'de Kamer wilde gaan doen'. Ik hield de boot af, met de ene smoes na de andere. Maar de druk werd steeds sterker. Op zekere avond belde dezelfde hoofdredacteur van boven -- hij had een flinke snee in zijn neus -- mij op en smeekte mij bijna toch naar Den Haag te gaan. Omdat ik de man graag mocht, besloot ik klare wijn te schenken en deed uit de doeken wat mijn bezwaren waren.

Ik heb alle achting voor ons democratisch bestel op zich, zei ik, en alle minachting voor het gros van onze parlementariërs, met hun belabberde Nederlands, hun onvermogen zich kort en krachtig, helder en puntig uit te drukken, hun gebrek aan een soliede en brede culturele bagage, hun mediageilheid, hun materialisme, hun ellebogenwerk, hun baantjesjagerij en hun haantjesgedrag. 'Vindt u het verstandig,' vroeg ik, 'de parlementaire nieuwsgaring toe te vertrouwen aan een journalist die er zo over denkt?'

De zaak was van de baan. Ik ben er nimmer anders over gaan denken. Zeker de laatste tijd niet.

woensdag 1 september 2010

De zwerver als hond


Van het onvolprezen http://laurensjzcoster.blogspot.com/ ontvang ik elke dag in mijn postbus een gedicht. Dat van vandaag is geschreven door Jan Prins (pseudoniem van Christiaan Louis Schepp), die in 1876 werd geboren te Rotterdam en in 1946 overleed te Naarden.

In het dagelijks leven was hij officier van de Koninklijke Marine.

Hij is vooral bekend geworden door zijn gedichten over het bombardement van Rotterdam in mei 1940.

De zwerver

Door den leegen kouden akker
loopt een oude, arme stakker,
zoekend in den harden grond
of-ie geen petatters vond.

Wroetend gaan de zwarte handen,
klapperend de zwarte tanden,
gulzig glimt de grauwe mond
of-ie geen petatters vond.

In den avond nog, bedrogen,
ging de moede schim gebogen,
kroop de zwarte schaduw rond
of-ie geen petatters vond.

En alvorens te beginnen
aan het maal, zei de bazinne
hoe een groote, vreemde hond
zocht, of-ie petatters vond.

(Uit de bundel Tochten van 1911)


Speciaal voor Wieneke vermeld ik dat Prins' geboortehuis stond aan de Boezemsingel, op de plek waar later de Nieuwe Oosterkerk is verrezen. Later woonde hij in de Diergaardelaan.