zondag 12 juni 2011

Stefan Zweig (1): twee hospita's



Ik heb de laatste maanden van geen boek zo genoten -- en ik ben gelukkig nog niet uitgenoten -- als van 'Die Welt von gestern', de autobiografie van de Oostenrijker Stefan Zweig (1881-1942; over zijn persoon hoop ik de komende weken stapje voor stapje te berichten).


Ik 1901 verraste hij op een goede morgen zijn ouders met de mededeling dat hij het komende semester aan de universiteit van Berlijn filosofie wilde gaan studeren. Zijn vader vond dat een goed idee; wat geenszins het geval zou zijn geweest, indien hij had geweten dat zoonlief helemaal niet van plan was zich academisch te gaan verdiepen. Zweig junior had een jaar eerder al voor zijn leeftijd indrukwekkende letterkundige lauweren geoogst en had voor in Berlijn 'interessante mensen' te leren kennen, liefst ook in de bohème. Hij verhult niet dat hij zich slechts twee maal op de Duitse alma mater heeft laten zien: om zich in te schrijven en om een presentielijst te tekenen.


Berlijn, de hoofdstad van het pas dertig jaar oude Duitse keizerrijk, deed Zweig nogal achterlijk aan. Een 'corso' was er eigenlijk niet. De vrouwen hadden geen benul van elegante kleding. De voorsteden waren slecht bereikbaar en een bezoek aan de mooie meren in de omgeving had het karakter van een expeditie.


En dan die Pruisische schrielheid! De koffie was niet te drinken, de bonen werden zorgvuldig afgeteld. Het frappantst vond Zweig nog het verschil tussen zijn Weense en zijn Berlijnse hospita's. De eerste was een gezellige babbelaarster, die weliswaar niet bijzonder proper werkte en het nodige vergat, maar zich beijverde om de 'junge Herr' het bestaan aangenaam te maken. Bij de Berlijnse kon je van de vloer eten, maar aan het einde van de maand overhandigde zij haar commensaal een in steil schrift gestelde factuur, die 20 penningen voor het verwijderen van een inktvlek op het tafelblad en 3 penningen voor het aannaaien van een knoop vermeldde.


(wordt vervolgd)

Geen opmerkingen: