Wie, zoals ondergetekende, Louis Couperus (1863-1923) voor een groot schrijver houdt, zal zich stellig wel eens ergeren aan zijn gezwollen taal. Anderzijds zullen degenen die zijn werk niet te pruimen vinden, moeten toegeven dat hij in onze letterkunde een unieke, ja, onvervangbare plaats inneemt. Hij was bij uitstek de tolk van de gegoede Nederlandse burgerij, met een zwaar accent op de Haagse 'coteries' en daarbinnen weer op de Indische.
Couperus heeft enorm veel geschreven: romans, gedichten en een onafzienbare hoeveelheid kronieken, reisimpressies, opstellen, korte verhalen, zedenschetsjes en wat hij 'causeries' noemde (tegenwoordig zouden ze als 'columns' te boek staan.)
Ergens begin vorige eeuw (ik heb de datum niet kunnen achterhalen) liep in Rome, waar de auteur toen woonde, een spraakmakende schilderijententoonstelling en de redactie van de liberaal-progressieve, deftige krant 'Het Vaderland' (gevestigd in Den Haag, verschenen van 1869-1962) verzocht hem er een recensie aan te wijden. Daar had hij oren naar, want hij voelde zich in de kolommen van dit dagblad als een vis in het water.
Zijn stukje is opgenomen in deel VIII van het 'Verzameld werk' en herdrukt in de Salamander nr 155 'Couperus Verhalen'. Bijna komt hij woorden te kort om de lof te zingen van de Nederlandse exposanten: Bosboom, Mauve, Breitner, Van Soest, Bauer, Blommers, Van Assen, Zilcken, Bosch, Wiggers, Thérèse Schwartze, Coerts, Luns... Hij laat niet de kans schieten enkele Duitsers en Engelsen opmerkzaam te maken op het 'voorname, elegante portret, waar onze Koningin zich vertoont fier en glimlachend, hoog en toch beminnelijk, in de fijne weelderigheid van satijn, kant en paarlen' en zij vinden dit doek wat chic!
'Ik geef hun volkomen gelijk: het is een 'chic' portret en ik ben heel blij, dat het dit is... Want waarom zou de Hollander, die ik toch altijd nog ben, niet trots mogen zijn, dat Thérèse Schwartze een 'chic' portret heeft geschilderd van onze fier-hoge en toch beminnelijk glimlachende vorstin?' (O zo, wij kunnen wel een klein polderlandje achter de duinen zijn, aanslibsel van de Franse rivieren, maar als het op schilderen aankomt, gaan wij voor niemand opzij; voor niemand, hoort gij dat?)
(wordt vervolgd)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten