donderdag 28 maart 2013

Onbekenden en onbekend van bekenden (2)


Vroeger sprak men wel over Engeland als 'het land van de twee naties': de adellijke grootgrondbezitters en de rest. Mijn geschiedenisleraar behandelde dat onderwerp wel, maar vertelde ons niet dat de uitdrukking kwam uit de koker van de staatsman Benjamin Disraeli en wel als ondertitel van diens roman Sybil, or The Two Nations. Evenmin vermeldde ons leerboek dat Disraeli onder meer achttien romans op zijn naam had staan, waarvan enkele liepen als een trein.

Sybil (verschenen in 1845) staat in de traditie van de condition of England novel, die wordt gekenmerkt door haar aandacht voor het ellendig lot van het industrieproletariaat. (Men denke hier onder meer aan Thomas Carlyle, Mrs Gaskell en natuurlijk vooral Charles Dickens). In zekere zin is Sybil geen goed boek: het  verhaal bevat ongeloofwaardige toevalligheden, de auteur propt er ook te veel in, hij bezondigt zich herhaaldelijk aan uitweidingen en ook kan hij niet nalaten zijn geliefd tijdverdrijf te beoefenen: zijn tegenstrevers in zekere vloeistof drukken. Toch heb ik het geboeid gelezen, want, zoals de hooggeleerde schrijfster van het voorwoord Disraeli kenschetst: 'Hij beschikt over die onschatbare eigenschap van een romancier: hij is nooit saai.' (Verzuchting van mij: hadden we er zo maar meer, vooral in ons taalgebied).

Disraeli heeft als bron onder meer officiële enquêtes onder de proletariërs benut. Geschriften die je niet met droge ogen kunt lezen. Zo vertrouwden alleenstaande werkende moeders overdag hun peuter toe aan een oud vrouwtje, dat het kind de straat op stuurde, zogenaamd om te spelen, maar met in haar achterhoofd de gedachte dat het misschien onder een brouwerskar zou raken en aldus ontkomen aan een leven van honger, koude en ziekte. Menige baby die jengelde, werd zoet gehouden met Godfrey's Cordial, een mengsel van laudanum (opium opgelost in alcohol) en melasse. Citaat uit Sybil: 'Kindermoord wordt in Engeland op even uitgebreide schaal en even ongestraft toegepast als op de oevers van de Ganges.'

Disraeli (1804-1881), twee maal minister-president, was, hoewel politiek conservatief, niet alleen in woord en geschrift zeer begaan met het onmenselijk bestaan van het proletariaat. Een politieke tegenstander moest toegeven: 'De conservatieven hebben in vijf jaar meer voor de arbeidersklasse gedaan dan de liberalen in vijftig.'

woensdag 27 maart 2013

Onbekenden en onbekend van bekenden (1)


Gemiddeld één keer per week geef ik me over -- zonder scrupules -- aan een afwijking die hierin bestaat dat ik met een fijne kam door het internet, antiquariaten en onze kringloopwinkel ga op zoek naar onbekende romans. Meer precies: naar romans en korte verhalen van auteurs die ten onrechte in vergetelheid zijn geraakt of onbekende werken van bekende schrijfsters en schrijvers. Wat een rijke oogst is mij in de loop der jaren ten deel gevallen!

In 1903 publiceerde baronesse Elisabeth von Heyking haar roman Briefe, die ihn nicht erreichten. Het was een daverend succes. Nog hetzelfde jaar beleefde het boek 46 drukken en mede dankzij tal van vertalingen werd de schrijfster er een vermogende vrouw door.

Zij was in 1861 te Karelsrust geboren als Elisabeth Freifrau von Flemming. In 1881 trouwde zij met de econoom professor Stephan Ganz von Putnim. De twee moeten wel in een trance hebben gehandeld, want zij pasten absoluut niet bij elkaar. Hij was een geheide stofjas en zij een jonge vrouw van 19 0f 20 lentes die ook de prettige kanten van het Dasein wilde ontdekken. Al na twee jaar ging zij terug naar haar moeder en liet zij haar Herr Gemahl weten dat zij wilde scheiden. Waarop hij zich een kogel door de kop joeg. (Wegens de schande verspreidde zijn adellijke familie de leugen dat hij was gevallen in een duel).

De jonge weduwe trouwde reeds het jaar daarop met de Pruisische diplomaat Edmund baron von Heyking. In zijn  milieu gold dit als een mesalliance; zijn echtgenote was immers een vrouw die ooit in opspraak was geraakt. Hij kreeg daarom gedurende een kleine twintig jaar geen post in de Heimat, maar moest zijn brood op veilige afstand daarvan verdienen. Zo woonde het echtpaar in Peking, Valparaíso, Cairo, New York, Calcutta en Mexico.

In 1908 erfde de baronesse van een kinderloze neef het slot Crossen in het oosten van Thüringen; zij ontwikkelde er zich tot het middelpunt van een letterkundige salon. In 1915 stierf haar man, in 1917 sneuvelden hun twee zonen in Vlaanderen, zelf overleed zij in 1925. Haar erfgenaam verkocht de meubels en de zeer kostbare Chinese tapijten en liet het slot vervallen. Het dak rotte weg, waardoor belangrijke muurschilderingen verloren gingen, en de kapel, waar Elisabeth von Heyking haar laatste rustplaats had gevonden, stortte in. Een rijke bierbrouwer verwierf Crossen bij een gedwongen verkoop en restaureerde het. Thans behoort het toe aan twee Ierse investeerders.

Briefe, die ihn nicht erreichten bestaat helemaal uit brieven. Ze worden geschreven door een vrouw wier man in een Duits gekkenhuis is gestorven en die in China een nieuwe liefde in de persoon van een diplomaat heeft gevonden. Zij reist hem vooruit naar Amerika, hij zoekt in het binnenland nog even naar oude handschriften, maar dan breekt de zogenaamde Bokser-opstand, de bloedige strijd van Chinese nationalisten tegen de vreemdelingen in hun rijk, uit. Zij ontvangt geen post van hem, maar blijft hem ijverig schrijven, uiteraard met de dag ongeruster. Uiteindelijk krijgt zij bericht dat hij in een berende vesting de heldendood is gestorven. In een nawoord van haar zuster vernemen we dat Elisabeth in Amerika is overleden en dat haar brieven haar man in China nimmer hebben bereikt.

Ik heb de roman met smaak gelezen. Het is niet alleen een mooie liefdesgeschiedenis, de schrijfster boeit ook door haar puntige opmerkingen over de uitwassen van het kolonialisme, de analyses van de Chinese en Amerikaanse samenlevingen en de portretten van haar kennissen.

zondag 24 maart 2013

Leesclub van twee


Met boekenvriend V. zet ik om de veertien dagen onder het genot van een paar mokken geurige Italiaanse koffie een boom op over de schone letteren. (Daarover gaat het althans hoofdzakelijk. Hij mag me ook graag op mijn praatstoel krijgen over mijn journalistieke loopbaan en ik luister geboeid naar de verhalen over zijn vak, zijnde voor mij een volslagen witte vlek op de landkaart; hij is namelijk emeritus-hoogleraar in de toxicologie).

Tijdens onze laatste babbel kwam hij met een gedurfd voorstel op de proppen: konden we niet een soort leesclub van twee personen, ons beiden, vormen, met dien verstande dat we hetzelfde boek zouden lezen en daarover van gedachten wisselen? Nu ja, waarom niet? Ik vond wel dat hij dan maar moest aftrappen. Wat hij geredelijk deed: de verhalenbundel The Long Valley van John Steinbeck (foto). Bijzonderheid 1: hij kende het boek al, maar wilde het graag nog, na vele jaren, weer eens lezen, ik had er zelfs nooit van gehoord. Bijzonderheid 2: hij verzamelt werken van deze auteur, in allerlei talen, zelfs het Hongaars en het Chinees ontbreken niet, en zijn collectie beloopt intussen zo'n driehonderd stuks.

Ik heb de afgelopen dagen de eerste drie verhalen gelezen. Het eerste, The Chrysanthemums, vond ik heel goed, het tweede, The White Quail, goed, het derde, Flight, slecht. Maar dat weet V. nog allemaal niet.

Vriend V. heeft mij zijn exemplaar van de verhalenbundel geleend en daarover wilde ik het kort hebben. Het is een uitgave van Albatross Books, een onderneming in 1932 in Hamburg gelanceerd door de Duitsers Max Wegner en Kurt Enoch en de Brit Allen Lane met het doel Engelstalige literatuur het licht te doen zien. Zij wordt wel beschouwd als de eerste firma die met succes de massaproductie van pockets ter hand heeft genomen. Hierbij stroomlijnde ze het werk van de vermaarde Leipziger uitgever Tauchnitz, met ook een fijn oog voor kunstzinnige vormgeving. Het ging de drie zozeer voor de wind dat zij dra Tauchnitz konden opslokken. V.'s exemplaar is blijkens het colofon uitgegeven in augustus 1939; in die dagen vielen de eerste schoten van de Twee Wereldoorlog; die ook een einde maakte aan Albatross Books. 

 

woensdag 13 maart 2013

En plotseling viel de winter weer in....


maandag 11 maart 2013

Fräulein Oostenrijjk wist het niet


Morgen is het 75 jaar geleden dat Oostenrijk werd ingelijfd in Nazi-Duitsland (Heim ins Reich). De voorgeschiedenis leest als een spannend jongensboek, maar er is op internet zoveel over te vinden dat ik me beperk tot te herinneren aan de kwalijke rol die Arthur Seyß-Inquart in dezen heeft gespeeld. (Hij was tijdens de bezetting van Nederland hoogste baas (Reichskommissar). Op het grote proces van Neurenberg werd hij wegens misdaden tegen de menselijkheid ter dood veroordeeld en op 16 oktober 1946 eindigde zijn leven aan de galg).
Na de oorlog zijn in Oostenrijk stemmen opgegaan die het land bestempelden tot het eerste slachtoffer van de nazi-agressie. Welke stelling niet onomstreden is. Zo legde de Duitse schrijver Erich Kästner (Emil und die Detektive, Die verschwundene Miniatur) 'Fräulein Oostenrijk', een dom blondje van het platteland, het volgende gedichtje in de mond:
Ich habe mich zwar hingegeben,
Doch nur weil ich gemußt.
Geschrien hab ich nur aus Angst
Und nicht aus Lieb und Lust.
Und daß der Hitler ein Nazi war -
Das hab ich nicht gewußt.
Over Kästner gesproken: hij was een van de auteurs wiens werken door de nazi's in het openbaar werden verbrand. Hij stond er zelfs bij, in Berlijn. Tot hij door een bruinhemd werd herkend.  Hij wist niet hoe rap hij zich uit de voeten moest maken.