Swann en zijn maîtresse Odette de Crécy zijn getrouwd. Menigeen, onder wie markies De Norpois, voorspelde dat dit nooit goed kon gaan; dat zij zich als een helleveeg zou ontpoppen. Maar het tegendeel is waar: Odette blijkt voor haar man 'zo lief als een engeltje'.
Deze verandering was wellicht niet zo buitengewoon als de heer De Norpois meende. Odette had niet gedacht dat Swann haar uiteindelijk ten huwelijk zou vragen; telkens wanneer zij hem veelbetekenend meldde dat een keurige man met zijn maîtresse was getrouwd, had zij gemerkt dat hij zich in een ijskoud stilzwijgen hulde en dat hij, als zij hem op de man af vroeg: 'Zeg, vind je dat niet heel juist, heel mooi dat hij dat heeft gedaan voor een vrouw die hem haar jonge jaren heeft geofferd?,' hoogstens op norse toon antwoordde: 'Maar ik zeg je toch niet dat het verkeerd is! Iedereen handelt zoals het hem uitkomt.' Zij achtte het zelfs niet verre van uitgesloten dat hij haar, zoals hij in boze buien aankondigde, geheel en al in de steek zou laten, want zij had kort geleden een beeldhouwster horen zeggen: 'Van de kant van mannen kun je alles verwachten, het zijn zulke ploerten', en, getroffen door de diepzinnigheid van deze pessimistische vuistregel, had zij zich deze eigen gemaakt en herhaalde zij bij elke gelegenheid: 'Per slot van zake kan er van alles en nog wat gebeuren, ik zal wel bij de pechvogels zijn.' En vervolgens was geheel en al de bodem gevallen uit de optimistische stelregel die tot dan toe het leven van Odette had geleid: 'Je kunt je jegens de mannen die van je houden, alles veroorloven, het zijn zulke idioten', hetgeen men aan haar gezicht kon aflezen uit dezelfde knipoog als waarmee zij zou hebben gezegd: 'Maak je niet ongerust, hij blaft wel, maar bijt niet.'zaterdag 26 juni 2010
Proust -- op mijn oude dag (11)
Geplaatst door: Et in Arcadia ego * tijd: 21:19:00
Labels: Met een boekje in een hoekje
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten