zaterdag 2 juni 2012

Waarom lezen we hen niet meer? (1)

Aan de Engelse literatuur begonnen wij in de vierde klas. Omdat gymnasiasten bekakte aapjes zijn, die zich verheven voelen boven de andere stervelingen, spraken wij niet van 'vierde klas' maar van 'Syntaxis'. (De klassen heetten, van beneden tot boven: Kleine Figuur, Grote Figuur, Grammatica, Syntaxis, Poesis, Rhetorica.)
Achteraf vind ik het vreemd dat ons leerboek startte met de dichters van het Lake District. Chaucer, Donne, Sidney, Bunyan -- zij schitterden door afwezigheid. 
De opzet van het boek was: levensloop van de auteur, zijn betekenis voor de schone letteren, bibliografie en een paar passages uit zijn werk. Ik herinner me dat we van William Wordsworth, een van de Lake Poets, het gedicht 'We Are Seven' lazen (en tot onze pret vermeld zagen dat het door Beets was vertaald onder de titel 'Met zen achten'.) Het behoort tot je culturele bagage dat je op enige bekendheid met de Lake Poets kunt bogen, maar laten we eerlijk zijn: hoevelen van ons lezen na hun schooltijd nog iets van Wordsworth, van Coleridge, van Southey? En van Richardson, van Thackeray, van Lord Lytton, van Keats, van Burns, van Byron, van Scott (afbeelding)? Ja, je hebt natuurlijk de gezusters Brontë, je hebt Dickens, je hebt Eliot. Maar van Mrs Gaskell? Van Fanny Burney? Van Meredith? Van De Quincey, van Shelley, van Smollett, van Fielding, van Tennyson?
Hoewel...
(wordt vervolgd)

Geen opmerkingen: