In mijn vorig blogje noemde ik langs de neus weg Elizabeth Robins. Vriendinnen en vrienden van het hertenkamp, wat een vrouw was dat!
zondag 10 juli 2011
Elizabeth Robins: wat een vrouw!
Haar jeugd in Kentucky (zij zag het levenslicht in 1862 in Louisville) verliep problematisch: haar vader zag geen andere oplossing voor zijn financiële sores dan zijn gezin in de steek te laten, haar moeder belandde in het gekkenhuis, het kroost werd verdeeld over familieleden, Elizabeth werd opgevoed door een oma.
Haar vader had altijd gehoopt dat deze dochter, met haar goed stel hersens, medicijnen zou gaan studeren. Maar met haar 18 liep zij van huis weg om actrice te worden. Zij had succes op de planken, haar man, vakbroeder, met wie zij vier jaar was getrouwd, niet en omdat hij het, naar hij schreef, niet kon verkroppen dat hij in haar schaduw moest staan, pleegde hij zelfmoord. (Zij is nooit hertrouwd en heeft naar alle waarschijnlijkheid ook nooit meer een intieme relatie gehad).
In 1888 vertrok Elizabeth naar Engeland; waar zij de rest van haar leven zou blijven wonen. In Londen raakte zij in de ban van de Noorse schrijver Henrik Ibsen (1828-1906) en zijn baanbrekende, voor die tijd danig schokkende toneelstukken. Met haar hoofdrollen in zijn werken oogstte zij daverende successen; men noemde haar wel 'Ibsens hogepriesteres'. Zij gold ook als een ware schoonheid, tal van mannen lagen aan haar voeten. Onder haar vrienden kon zij beroemde schrijvers rekenen als George Bernard Shaw, Henry James, Oscar Wilde en de latere Poet Laureate John Masefield, die hopeloos verliefd op haar was.
Op haar 40e trok zij zich terug uit de wereld van pruik en schmink; voortaan zou zij haar aanzienlijke talenten -- zij was ook een meeslepend spreekster en beschikte over een welversneden pen -- wijden aan de vrouwenbeweging. Zij schreef romans en toneelstukken en verwierf zich verder verdiensten door talloze, vaak onbekende geschriften over de emancipatie van de vrouw te verzamelen en te doen uitgeven.
In 1900 bereikte haar de mare dat haar lievelingsbroer Raymond als goudzoeker in Alaska werd vermist. Doodziek? Verdwaald? Vermoord? Onmiddellijk rustte zij een eenvrouwsexpeditie naar Yukon uit en, jawel, zij wist hem op te sporen. De winter bracht zij met hem aldaar door, belaagd door de ruige natuur en de nodige outlaws. Zij liep er tyfus op, maar zij moet wel een ijzeren gesteld hebben gehad, want zij is bijna 90 jaar geworden.
Romans van haar alsook enkele boeken over haar belevenissen in Alaska zijn te vinden op het internet. Ik heb vroeger haar boek The Convert gelezen, dat weliswaar een beetje vieux jeu aandoet, maar waaraan ik eerlijk gezegd meer plezier heb beleefd dan aan Doris Lessings Notebook.
Geplaatst door: Et in Arcadia ego * tijd: 09:35:00 4 reacties
Labels: bellettrie, goldrush, James, Lessing, Masefield, Robins, Shaw, vrouwenbeweging, Wilde
vrijdag 8 juli 2011
Afgeknapt op: 'The Golden Notebook'
Een paar weken geleden ben ik begonnen aan The Golden Notebook van Doris Lessing, vol goede moed, want, zoals bekend, lees ik graag boeken van vrouwen en de schrijfster geniet terecht wereldfaam (in 2007 werd zij onderscheiden met de Nobelprijs).
De roman, verschenen in 1962, is alom door vrouwen verslonden: hier klonk nu eens een schetterende, niet te verwaarlozen klaroenstoot voor het feminisme. Maar dat is helemaal niet het geval. Zegt de auteur zelf. Als Doris Lessing iets voor de vrouwenbeweging heeft betekend, dan -- naar mijn mening -- geenszins uit de voor- maar uit de achterhoede en wel de verre. Romancières als de Britse Beatrice Harraden (1864-1936; vrijwel niemand leest haar nog) en de Amerikaanse Elizabeth Robins (1862-1952; niemand leest haar nog, behalve dan een oude baas in het centrum des lands) hebben zich op dit terrein heel wat meer verdiensten verworven.
Maar wat er ook van zij, ik ben rond bladzijde 160 op The Golden Notebook afgeknapt: oninteressante jongelui, burgers en militairen, die tijdens de Tweede Wereldoorlog in een Britse kolonie oninteressante bomen opzetten over de communistische partij, over de partijlijn, over Stalin -- Voltaire zei: 'Alle genres zijn goed, behalve het saaie.'
Het pakkends vond ik nog de passages over de kunst van het romanschrijven in het lange voorwoord. Dat overigens vrij rommelig is. En waarin de schrijfster zich vergaloppeert door haar critici de oren te wassen; als recensenten het volgens jou niet hebben gesnapt, heb je het niet helder genoeg opgeschreven, zo eenvoudig is dat. Behoudens in het geval van feitelijke onjuistheden heeft een recensent in beginsel altijd gelijk; het is zijn voorrecht een boek goed of slecht te vinden. Als auteur doe je er verstandig aan je van kritiek niets aan te trekken; om een vermaarde uitspraak van Menno ter Braak te parafraseren: "De betere boeken komen er toch.'
Geplaatst door: Et in Arcadia ego * tijd: 09:11:00 0 reacties
Labels: bellettrie, Harraden, Lessing, Robins, romans, Ter Braak, Voltaire, vrouwenbeweging
donderdag 7 juli 2011
Virginia Woolf: zij kon het
De monologue intérieur is een verteltechniek die aan het einde van de 19e eeuw in Frankrijk is ontstaan, maar merkwaardigerwijze vooral in de Engelse romankunst opgeld heeft gedaan (James Joyce met zijn Ulysses!); bekender is dan ook de term stream of consciousness geworden.
Hij behelst een op het eerste gezicht min of meer onsamenhangende vloed waarin gedachten, gevoelens en stemmingen van een of meer personen worden beschreven. Een ander kenmerk is dat er weinig of niets belangrijks gebeurt of dat belangwekkende feiten als het ware langs de neus weg worden aangeduid.
Ik heb de monologue intérieur altijd een tweesnijdend zwaard gevonden: auteurs die hem beheersen, brengen iets boeiends of zelfs geniaals tot stand, bij de anderen begint de lezer aan zijn verstandelijke vermogens te twijfelen of verveelt zich zo hevig dat hij lust gevoelt naar de fles te grijpen.
Iemand die het onder de knie had, was Virginia Woolf (1882-1941). Het bekendste voorbeeld is wel haar roman Mrs Dalloway uit 1925. Daaraan heb ik al eens een blogje gewijd. De afgelopen dagen heb ik, met aanzienlijk plezier, het twee jaar later verschenen To the Lighthouse gelezen.
Hier een voorbeeld van haar kunnen:
... but for all that she thought, watching it with fascination, hypnotised, as if it were stroking with its silver fingers some sealed vessel in her brain whose bursting would flood her with delight, she had known happiness, exquisite happiness, intense happiness, and it silvered the rough waves a little more brightly, as daylight faded, and the blue went out of the sea and it rolled in waves of pure lemon which curved and swelled and broke upon the beach and the ecstasy burst in her eyes and waves of pure delight raced over the floor of her mind and she felt, It is enough! It is enough!
Geplaatst door: Et in Arcadia ego * tijd: 10:47:00 0 reacties
Labels: bellettrie, Engels, Joyce, monologue intérieur, romans, Woolf
dinsdag 5 juli 2011
Zoek het maar uit, Pamela!
De geschiedwetenschap, aldus de grote historicus Leopold von Ranke, leert ons 'wie es gewesen'. Ik voeg eraan toe: en de goede schrijfsters en schrijvers van romans vertellen ons 'wie es erlebt geworden'.
Neem de uit 1740 daterende vermaarde brievenroman 'Pamela or Virtue Rewarded' van Samual Richardson. (Hij leefde van 1689 tot 1761.) Lady B. is overleden en haar zoon ziet de kans schoon om achter haar beeldschoon kamermeisje Pamela Andrews, 15 lentes jong, aan te zitten; hij kust haar op haar mond en grijpt haar bij haar borsten. Zij is hiervan volstrekt niet gediend en, daar zij niet alleen kuis maar ook snugger is, geeft zij geen fluit om zijn verzekering dat hij slechts het eerzaamste met haar voor heeft; zij denkt dat zijn enige opzet is van bil te gaan; waarna zij natuurlijk op straat wordt getrapt en verder als snol door het leven kan.
Met hangen en wurgen krijgt Pamela toestemming haar dienst te verlaten en terug te keren naar haar even brave als arme ouders. Maar door een list van B. en de veilheid van een koetsier valt zij in handen van een lelijk, goor en laaghartig wijf, dat naar het pijpen van de jonge edelman danst en haar bewaakt als een cerberus.
Pamela, ook niet mis, weet stiekem te corresponderen met kapelaan Williams van de parochie en roept zijn hulp in. De geestelijke richt zich tot een schaap van zijn kudde, Lady Jones, en informeert of zij het belaagde kamermeisje niet onder haar hoede wil nemen. De edelvrouwe is begaan met Pamela's lot, beweert zij, doch geeft niet thuis: zij wil geen vijanden maken. Een andere parochiaan, Lady Darnford, is wel bereid te helpen, doch wil eerst haar man, Sir Simon, polsen. (Richardson schrijft fijntjes dat deze heer niet opvalt door buitengewone deugdzaamheid.)
Tot zijn vrouw zegt Sir Simon: 'Ach, wat is hier anders aan de hand dan dat onze buurman verkikkerd is op het kamermeisje van zijn moeder? Als hij zich met haar inlaat, zal zij niets tekort komen, ik voorzie niet dat zij veel schade zal oplopen. Hij berokkent in ieder geval op deze manier geen kwaad aan een g e z i n.' En tot de kapelaan: 'Ik vind, meneer Williams, dat u zich wel als laatste met deze zaak zou moeten bemoeien, tegen uw vriend en beschermheer.' (De parochie ligt op het landgoed van B., die het recht heeft de zielenherders te benoemen.)
Ten einde raad neemt de kapelaan zijn superieur, pastoor Peters, in de arm. Deze verdenkt hem ervan dat het hem alleen te doen is bij Pamela een wit voetje te halen. Hij houdt hem bovendien voor dat hij jong is en niet weet waar Abraham de mosterd haalt. Zeker, wat zich hier voordoet, verdient afkeuring, maar als zij tweeën zich zouden aangorden om de mensheid op dit gebied terug te brengen van de dwalingen haars weegs, hadden zij dagwerk. Het betrof hier bovendien een aangelegenheid die zo alledaags en wijdverbreid was dat een paar priesters er niets tegen kunnen doen. De pastoor verdedigt tot besluit zijn afzijdigheid met de verwijzing naar het gedrag van enkele bisschoppen jegens leden van het konigshuis.
Ja, zo was destijds je situatie als jonge vrouw in een ondergeschikte positie. In hedendaagse termen: Pamela, zoek het maar uit!
(Afbeelding: Squire B. heeft een brief van Pamela aan haar ouders onderschept.)
Geplaatst door: Et in Arcadia ego * tijd: 09:21:00 0 reacties
zaterdag 2 juli 2011
Rijbewijs volgens Stenen Tafelen
'Het lijken wel de Stenen Tafelen met de Tien Geboden,' zei ik.
Ik had het over het door de gemeente geïnspireerde aanplakbiljet in de cabine van de man die mijn tronie moest vastleggen voor mijn nieuwe rijbewijs. 'Ach meneer,' zei de fotograaf, 'ik doe dat aan de lopende band en ik weet onderhand op mijn duimpje wat beslist moet en wat beslist niet mag.' Hij zei niets te veel; zo vielen hem, anders dan mij, meteen twee condensatieplekjes achter mijn brillenglazen op en die verwijderde hij met behulp van een computer op meesterlijke wijze. Kassa.
Nieuw rijbewijs dus. Eerst naar het gemeentekantoor voor een 'Eigen verklaring'; ik was er vroeg bij en een automaat spuugde voor mij volgnummertje 3 uit. Kassa.
Formulier ingevuld en met hetzelve naar een dokter. Alles goed, behalve de ogentest; ik droeg namelijk, nadat mijn goede bril bij een struikelpartij was gesneuveld, een oud exemplaar, voor buitenshuis. 'Wilt u even de onderste regel oplezen,' verzocht de piskijker, terwijl hij een karton met tekst op een meter of 7 afstand omhooghield. Ik: 'Als ik twee maal met mijn fietsbel bel.' Hij: 'Ja, ik weet het nu wel; over een week terugkomen met uw goede bril.' Kassa.
Tweede ogentest met goed gevolg doorstaan. Kassa? 'Nee, u bent al geweest.'
'Eigen verklaring' opgestuurd naar het Centraal Bureau Rijbewijzen en, wonder boven wonder, ondanks alle geëmmer over onduldbare drukte ontvang ik al na een paar dagen bericht dat ik mij tot de gemeente kan wenden.
Ten gemeentekantore werkt de nummertjesautomaat niet. Ik moet naar de balie. Aan het loket overhandig ik een pasfoto, in de veronderstelling dat hiermee de kous af is. Maar niet heus: een apparaatje maakt een afdruk van al mijn tien vingers. (Adjudant Grijpstra: 'Cardozo, breng deze onderwereldfiguur even naar de Technische Recherche.') Kassa.
Vijf dagen later kan ik mijn rijbewijs gaan afhalen. De nummertjesautomaat is nog steeds kapot. (Zou burgemeester Koos Janssen er ook vrede mee hebben dat de waterspoeling van zijn plee het al bijna een week laat afweten? Maar ja, ik ben slechts een belastingplichtige inwoner.)
Het nieuwe rijbewijs is niet langer een linnen drieluikje maar een plastieken kaartje. Geen vingerafdruk te ontwaren. En wat ze met mijn foto hebben gedaan! Ik hoor het Brigitte Bardot al zeggen: 'Als ik had voorzien dat je er op latere leeftijd zo verlopen zou uitzien, zou ik nooit smoorverliefd op je zijn geworden.'
Geplaatst door: Et in Arcadia ego * tijd: 09:14:00 0 reacties
Labels: bureaucratie, de buil van Ebben, rijbewijs
Abonneren op:
Posts (Atom)