maandag 31 oktober 2011

Verkeerde vermomming


Hij had zich ook als Mars-reep moeten verkleden. Of als dropveter. Ik heb ooit een vent gekend, een politicus van D66, die altijd ging als droplul. Hij hoefde zich daarvoor niet eens te vermommen.

vrijdag 28 oktober 2011

Euroboom



(Van onze correspondent)
BRUSSEL, 27 okt. -- Trots poseert boswachter Konstantinos Verneukandreou (op de ladder), nadat hij, slechts geholpen door zwager Bedosemieteropoulos en zijn zuster Bedottereia, een euroboom heeft geveld.

Kleine spaarder na top over €



donderdag 27 oktober 2011

Socrates draait zich om in zijn graf




Onlangs hoorde ik op de radio het verhaal van een mevrouw die wegens een (vermeende, ook dat nog!) schuld van € 5 plus enkele duppies door een firma werd geteisterd met aanmaningen, telefonische dreigementen, dwangbevelen en een incassobureau.


Als je de fiscus 10.000 schuldig bent, heb je een probleem. Betaal je niet, dan komt uiteindelijk een vent met een bolhoed zegeltjes plakken op je kijkbuis en wasmachine. Bedraagt je schuld 10 miljoen, dan heeft de fiscus een probleem. Je zegt dan tegen de inspecteur: 'Ik wil wel betalen, maar ik kan het absoluut niet. De tijden zijn slecht, de mensen houden de hand op de knip, het heeft me tegengezeten, mijn compagnon heeft me getild, doet u eens een voorstel.' U maakt het dan af op 6 miljoen, want de heer Jan-Kees de Jager denkt: er beter 4 dan 10 miljoen bij ingeschoten. Die 4 blijven zodoende bij u, zoals een vroegere buurman het placht uit te drukken, 'in ze pocket'.


Als land heb je het nog gemakkelijker. De Grieken zijn met vervalste boeken de eurozone binnengedrongen, waarna zij zich onledig hebben gehouden met hun geliefde folkloristische bezigheid van potverteren. Nu wordt hun de helft van hun astronomische schuld, enkele tientallen miljarden, kwijt gescholden. Als gevolg waarvan onze bankpasjes nog duurder worden en onze pensioenen nog verder krimpen.


Het was voor de andere eurolanden slikken of stikken, dat wil ik wel aannemen. Maar het blijft een onprettige gedachte: hoe groter schurk, hoe meer en hoe grotere schurkenstreken je je kunt veroorloven.


En denk maar dat vandaag in heel Hellas de champagnekurken knallen en dat alom de juichkreet weerklinkt: hebben wij ze even flink genaaid!

woensdag 26 oktober 2011

Eensgezind met Miller over Powys



In zijn voorwoord tot de verhalenomnibus 'Seven by Five' van H.E. Bates schrijft Henry Miller: '... de ene schrijver voor wie ik een onsterflijke bewondering koester, is John Cowper Powys.

Ik deel zijn geestdrift. Een jaar geleden heb ik schier ademloos Powys' lijvige 'Wolf Solent' uit 1925 gelezen. Nu ben ik verdiept in 'Wood and Stone', een oudere (1915), veel minder bekende roman, maar een alleszins lekkere romance.

Hieruit twee passages.

'The power of feminine attraction is never more insidious than at the moment of bitter remorse. The mind reverts so easily, so willingly, then, back to the dangerous way. The mere fact of its having lost its pride of resistance, its vanity of virtue, makes it yield to a new assault with terrible facility.'

En dan deze natuurbeschrijving! Miller had een hekel aan dergelijk proza, maar voor Powys -- en trouwens ook voor Bates -- maakte hij een uitzondering.

'The wood-pidgeons keep up a perpetual murmur, all the summer long, in these untrodden spots. No eyes see them. It is as though they never saw one another. But their drowsy liturgical repetitions answer and answer again as from the unfathomable depths of some green underworld, worshipping the gods of silence with sounds that give silence itself a richer, a fuller weight.'

dinsdag 25 oktober 2011

Lang over kort (8)



In haar korte verhaal 'Over the Hill' uit de bundel 'The Salutation' van 1932 schrijft Sylvia Townsend Warner over een oude baas, gewezen schaapherder, die niet kan aarden in de nieuwe woning van zijn dochter Elsie. Hij weet in deze buurt de weg niet, de bestrating is hem er vreemd, hij struikelt, valt op zijn rug, begrijpt niet dat hij het dorp opeens van onderen ziet, kortom, hij is zo ongelukkig dat Elsie zich gedwongen ziet hem te beloven dat hij terug mag naar zijn vertrouwde stekje, met zijn meubeltjes.

Maar zij houdt hem aan het lijntje: de voerman komt binnenkort, hij komt echt volgende week, hij meldt zich misschien morgen al, hij zou al gekomen zijn, maar ja, het is hooitijd...

Eindelijk is het zover. Voor de deur staat echter niet de platte kar van de voerman maar een vrachtwagen, "one of they motoring cars".

"Yes, but this be come instead of the waggon. Now let me straighten you, so's you can start tidy."

'She was very quick, and flurry had reddened her face as if with shame. Before he knew what had been done to him Jacob was in his hat and coat, and standing before the car. There was a passenger inside already, a woman, wearing a cloak and veil. She was a strong women. While Jacob was doddering on the step of the car she leanded forward and gave him such a haul as he in the old days had given to a sheep stuck in a ditch.

... Through the open door he saw the furnished house.

"Where be furniture to bide then? 'Baint 'ee going to bring the furniture?"

"' This all right," she shouted, leaning flushed into the car. "You be going first, we will come after you."

The door slammed between them, the car jolted back and forth; having turned, it went over the hill. There was the village, that he had last seen inverted. Now it was the right way up once more. But that was about all he had time to notice, for the car went swiftly, carrying him to the county town infirmary.'

'Apprentice' uit 'A Garland of Straw' (1943) gaat over een Duits meisje dat tijdens de Tweede Wereldoorlog in bezet Polen een Pools hongerlijdertje met pesten letterlijk de dood injaagt. Je kunt het nauwelijks met droge ogen lezen. Een verschrikkelijk verhaal. Een meesterlijk verhaal.

Lang over kort (7)



In het korte verhaal 'The Fifth of November' van Sylvia Townsend Warner zorgt Ellie, arbeidster in een tapijtfabriek, voor haar moeder, die dertig jaar armoede heeft gekend, nu in een rolstoel zit en doof is.

'For it was only in these last few years -- four years, six years? -- when deafness had closed her in, and given her the stunned, inattentive expression it was so painful to see, that acquaintances had begun to say she was wonderful for her age, and quite a character, and that Ellie would feel quite lost when she passed on.

This was the sort of acquaintance they were now reduced to -- people who thirty years ago would only have been deserving old dears for Mother to give port wine and blankets to, people to who it would be unconceivable that thirty years ago Mother walked on three-inch heels with the gait of a queen, subjugated everyone she met, and could kiss the wall behind her. Then, too, she was wonderful for her age -- but no one would have dared say so. This was the being whom Father deserted, going off with a smug slut whose petticoats dangled below her skirts. "I can do without him," Mother had declared. "Alimony is as good as matrimony at my age." It was a brave boast, and while the alimony lasted, it held. Then, during the slump, he died, penniless. She mourned him briefly and tempestuously, and afterwards began to pick holes in him.'

vrijdag 21 oktober 2011

Lang over kort (6)




Sylvia Townsend Warner (6 december 1893 -1 mei 1978) was musicologe van opleiding. Met drie collega's heeft zij tien jonge jaren besteed aan het opsporen, catalogiseren en persklaar maken van Britse muziek uit de 15e en 16e eeuw. Het resultaat is verschenen in het monumentale, tiendelige 'Tudor Church Music'. Als zij alleen voor dat standaardwerk, gepubliceerd door de Oxford University Press, had getekend, had zij zich voor de cultuur onsterflijke verdiensten verworven.
Maar zij had meer in haar mars. Zij beschikte ook over een uitstekende pen. In 1925 zag haar eerste gedichtenbundel het licht en vanaf het jaar daarop verraste zij met enkele romans. Aan weerszijden van de grote haringvijver verwierf zij zich aanzienlijke faam dankzij haar korte verhalen in het prestigieuze tijdschrift 'The New Yorker', een activiteit die zij vier decennia zou voortzetten.
In 1930 ontmoette zij de dichteres Valentine Ackland. De twee begonnen een verhouding, die zou duren tot de dood van de laatste, 39 jaar lang. Het was een stormachtige affaire, want Ackland was aan de drank en nam het niet bijster nauw met de liefdestrouw. Onder invloed van haar geliefde trok Townsend Warner te velde tegen het fascisme; zij werd actief in de communistische partij van het Verenigd Koninkrijk en zette zich in Spanje tijdens de burgeroorlog in voor het Rode Kruis.
Ik heb verschillende bibliografieën nageplozen en meen begrepen te hebben dat zij liefst 11 bundels korte verhalen heeft nagelaten. Ik ben zo gelukkig geweest in de boekenhoek van onze kringloopwinkel haar 'Selected Stories', in 1990 uitgebracht door de Virago Press in de reeks 'Modern Classics', te bemachtigen. Wat een verrukkelijke lectuur! In het voorwoord en op de achterflap wordt de schrijfster onder meer geroemd om haar 'formidabele fantasie', haar aparte stijl en haar veelzijdigheid. Dat vind ik geen woord teveel gezegd. In de volgende aflevering hoop ik enkele proeven van haar talent te laten zien.

maandag 17 oktober 2011

Zij wisten het in 1903 al...


A: Generally speaking, women are...
B (interrupting): Yes, they are.
A: Are what?
B: Generally speaking.

(Uit 'Punch', anno 1903)

zaterdag 15 oktober 2011

'THE Stechlin'



De Duitse literatuurpaus Marcel Reich-Ranicki, criticus voor wie menig auteur beeft als een riet, hoorde ik eens op de kijkbuis mopperen over het feit dat de Engelsen zo weinig belangstelling aan de dag leggen voor bellettrie in andere talen. 'Goethes "Faust" kennen zij alleen als bron van een operalibretto,' foeterde hij. 'Ik weet waar ik het over heb.' (Met dat laatste bedoelde hij dat hij een paar jaar in Londen had gewoond.)

Reich-Ranicki heeft niet helemaal ongelijk. Toevallig belandde ik vanochtend op de site 'The Neglected Books Page' en daar stond zowaar 'Der Stechlin' van Theodor Fontane (1819-1898.) Nu weet iedere liefhebber van de schone letteren dat het hier een van de grote romans uit het Avondland betreft. Desondanks is hij pas in 1995 in het Engels verschenen (en dan nog bij de Amerikaanse uitgever Camden House; vertaling van William L. Zwiebel.)

Afbeelding: Omslag van de eerste boekuitgave, anno 1899. De roman was twee jaar voordien verschenen in het tijdschrift 'Über Land und Meer'.

Goe gezegd, Dellinger, ouwe reus!



Niet zo belezen als het schijnt



vrijdag 14 oktober 2011

Ziet u het? Ja of nee?



Bij professor Sikbok


Patiënte: 'Dokter, ik kan het niet loslaten.'
Psychiater: 'Mevrouw, u moet er niet zo zwaar aan tillen.'

Vandaag is het vrijdag. En niet de 13e!



Logica



Ook nog even föhnen, meneer? Misschien een lichte gel?





woensdag 12 oktober 2011

Lang over kort (5)





George Gissing (*1857, Wakefield) verdiende een karige boterham als ‘hack’, een broodschrijver van ‘driedekkers’, dat wil zeggen: populaire romans in drie delen die hoofdzakelijk werden afgezet in het uitgebreide net van uitleenbibliotheken.


Het was een beklagenswaardig bestaan; de auteurs werden door hun uitgevers schandalig uitgebuit en velen van hen, Gissing stellig niet op de laatste plaats, waren erudiete mannen van een fijne cultuur, die leden onder de overtuiging dat zij zich met hun schrijverij prostitueerden.


G.K. Chesterton, een man met een prima neus voor kwaliteit, noemde Gissing ‘a man of genius’ (ofschoon hij vond dat Gissing in zijn boek over Charles Dickens een belangrijk aspect had veronachtzaamd.)


En inderdaad: ondanks de ongunstige omstandigheden heeft Gissing werken afgeleverd die de tand des tijds met verve hebben doorstaan. Zijn uit 1891 daterende roman ‘New Grub Street’, die juist over het lot van de ‘hacks’ gaat, is door Penguin als een ‘moderne klassieker’ gekenschetst. Ook ‘Born in Exile’ uit 1892 heb ik met aanzienlijk genoegen gelezen.


Gissing heeft naast 111 korte verhalen 23 romans, enkele reisverslagen en dagboeken nagelaten. Als zijn beste werk wordt ‘The Private Papers of Henry Ryecroft’ uit 1903 beschouwd. Bij mijn weten is het zijn enige boek dat in het Nederlands is vertaald (door Geert Meijsing, onder de titel ‘De intieme geschriften van Henry Ryecroft'; 1989.)


Wellicht is het aan ontberingen te wijten dat Gissing al vrij jong een longziekte opliep; hij overleed daaraan op 46-jarige leeftijd in Zuid-Frankrijk en ligt begraven op het Engelse kerkhof van Saint-Jean-de-Luz.

dinsdag 11 oktober 2011

Lang over kort (4)



In een lange reeks over korte verhalen mag de Brit George Gissing (1857-1903) niet ontbreken. Hij heeft er welgeteld (door Google, niet door mij) 111 geschreven. Op mijn onvolprezen e-reader lees ik momenteel de bundel ‘The House of Cobwebs and Other Stories’, dat posthuum is verschenen in 1906. In het verhaal ‘A Lodger in Maze Pond’ trof mij onderstaande passage.

Ik geef Gissings opvattingen voor wat ze waard zijn, maar interessant vond ik dat hij hier het een en ander van zich af tracht te schrijven.

Als student raakte hij in de ban van een prostituee. Hij wilde haar redden, had echter geen geld, begon kleine bedragen van collega’s te stelen, werd betrapt en tot een maand dwangarbeid veroordeeld. In 1877 trouwde hij met een meisje uit de arbeidsklasse, dat aan de drank was. De twee scheidden in 1883, de alcohol sleepte haar vijf jaar nadien ten grave. Drie jaar later huwde hij een arbeidster die geestelijk niet helemaal in orde was. De echt hield slechts zes jaar stond, zij overleed in 1902 in het gekkenhuis.

Hier het citaat:

‘I am a fool about women. I don't know what it is--certainly not a sensual or passionate nature; mine is nothing of the sort. It's sheer sentimentality, I suppose. I can't be friendly with a woman without drifting into mawkish tenderness--there's the simple truth. If I had married happily, I don't think I should have been tempted to go about philandering. The society of a wife I loved and respected would be sufficient. But there's that need in me--the incessant hunger for a woman's sympathy and affection. Such a hideous mistake as mine when I married would have made a cynic of most men; upon me the lesson has been utterly thrown away. I mean that, though I can talk of women rationally enough with a friend, I am at their mercy when alone with them--at the mercy of the silliest, vulgarest creature. After all, isn't it very much the same with men in general? The average man--how does he come to marry? Do you think he deliberately selects? Does he fall in love, in the strict sense of the phrase, with that one particular girl? No; it comes about by chance--by the drifting force of circumstances. Not one man in ten thousand, when he thinks of marriage, waits for the ideal wife--for the woman who makes capture of his soul or even of his senses. Men marry without passion. Most of us have a very small circle for choice; the hazard of everyday life throws us into contact with this girl or that, and presently we begin to feel either that we have compromised ourselves, or that we might as well save trouble and settle down as soon as possible, and the girl at hand will do as well as another. More often than not it is the girl who decides for us. In more than half the marriages it's the woman who has practically proposed. She puts herself in a man's way. With her it rests almost entirely whether a man shall think of her as a possible wife or not. She has endless ways of putting herself forward without seeming to do so. As often as not, it's mere passivity that effects the end. She has only to remain seated instead of moving away; to listen with a smile instead of looking bored; to be at home instead of being out,--and she is making love to a man. In a Palace of Truth how many husbands would have to confess that it decidedly surprised them when they found themselves engaged to be married? The will comes into play only for a moment or two now and then. Of course it is made to seem responsible, and in a sense it _is_ responsible, but, in the vast majority of cases, purely as an animal instinct, confirming the suggestion of circumstances.'

zondag 9 oktober 2011

Lang over kort (3)



Nog even over Margriet de Moor.


Zij komt uit Noordwijk, alwaar zij in 1941 is geboren.

Op het conservatorium studeerde zij piano en solozang, elders kunstgeschiedenis en archeologie, maar zij heeft zich ontpopt als auteur van romans en korte verhalen. Haar oude liefde is zij overigens trouw gebleven: met haar gedegen kennis van de muziek weet zij in veel van haar werk op intrigerende wijze te spelen.


Een beetje jammer vind ik dat zij, kennelijk zonder het te beseffen, soms slecht schrijft. Wat bijvoorbeeld te denken van een monstrum als (in het overigens knappe 'Variations pathétiques'): 'Dan kon het gebeuren dat ze 's nachts in bed -- verzonken in herinneringen en dromen, cirkelend rond een man die ze nog nooit had gezien maar die na een onmerkbaar procédé toch al grotendeels bestond uit haar lotgevallen, uit wat vaststond, wat plechtig besloten en ondertekend was, uit de verstrooide vrouw Marja -- ineens tot zichzelf kwam, de waarschijnlijkheid vermoedend dat ze geschift was, krankzinnig eigenlijk -- hoe noodzakelijk was het om haar voeten weer eens even op de grond te kunnen zetten -- en dus achtte zij het raadzaam om dit getalenteerde kind zo nu en dan een les tussendoor te geven.'


Ik schat zo dat, Cees Nooteboom uitgezonderd, zij de meest in het Duits vertaalde Nederlandse auteur is. En het is een vooraanstaande Duitse recensent die haar het hardst heeft aangepakt. Zij hebben elkaar eens ontmoet -- op een boekenbeurs, meen ik me te herinneren -- en bij die gelegenheid heeft zij hem gevraagd wat hij toch tegen haar had. Hij antwoordde dat hij niet tegen haar als persoon maar tegen sommige aspecten van haar oeuvre van leer trok. Misschien had hij zich ook gestoord aan lelijk proza als bovenstaand citaat...

zaterdag 8 oktober 2011

Lang over kort (2)



Met Margiet de Moor ben ik nooit weg kunnen lopen. (Ja, lollig hoor! Nee, ook niet in overdrachtelijke zin.) Maar een van mijn zeer weinige aardige eigenschappen is dat ik gul ben met herkansingen. Toen ik dan ook in de boekenhoek van onze kringloopwinkel de kloeke bundel 'Verzamelde verhalen' van MdM zag staan, sloeg ik onmiddellijk, de kijkbuistronies met hun jobstijdingen over onze koopkracht voor niets tellend, en onvervaard toe.

Gewoonlijk prijs ik de dag niet vóór het avond is, maar in dit geval haast ik me te verkondigen dat ik, hoewel ik pas het eerste verhaal heb gelezen, geen spijt heb van mijn € 1,30. Het draagt de titel 'Variations pathétiques' en heeft als hoofdpersoon een pianolerares. Zij heeft twee teleurstellende relaties achter de rug en is nu verwikkeld in een verhouding met een agenda- en kalenderkarakter. Dan krijgt zij kattenbelletjes en mondelinge berichtjes van de vader van een leerling. Ze lijken zuiver zakelijk. Maar zijn ze dat wel? Bezit bijvoorbeeld de tip om op zekere avond klokke tien op Hilversum 4 naar Ravels 'Valses nobles et sentimentales' te luisteren, niet een dubbele bodem, betreft het hier niet een uitnodiging voor een amoureus rendez-vous? Haar fantasie slaat op hol, waartoe deze, zoals bekend, een handje heeft in hartsaangelegenheden. Uiteindelijk blijkt onze lerares zich falikant te hebben verkeken. Knap, pakkend verhaal.

Foto: Margriet de Moor is veel in het Duits vertaald. Haar romandebuut 'Eerst grijs dan wit dan blauw' uit 1991 is in Duitsland zelfs als luisterboek uitgegeven.

vrijdag 7 oktober 2011

Minder koopkracht voor iedereen





Een gure economische winter staat voor de deur. Ieders koopkracht krijgt een oplazer. Deze mevrouw, die letterlijk nu nog vooruitgaat, gaat er figuurlijk gesproken volgend jaar op achteruit. Zij went er zich nu reeds aan, door haar onderbroek en memmestiepel te vervangen door tatoeages en nokini. En in plaats van dat biertje zal zij zich in 2012 moeten laven met gemeentepils.

Lang over kort (1)



'Een rustig baasje zult u nooit worden,' zei mij eens een controlerend geneesheer. Schrandere kerel! Tot overmaat van ramp beoefende ik met hartstocht een vak dat bij uitstek aanzet tot jakkeren en jagen. Geen wonder dat ik er vóór mijn 'Drees' slechts zelden toe kwam mij eens lekker in een luie stoel te vermeien in een heuse roman. Mijn leeshonger stilde ik meestal met korte verhalen.

Daarvan prijkt dan ook een industriële hoeveelheid op mijn boekenplanken. Een greep in het wilde weg: alle 'short stories' (vier pillen) van William Somerset Maugham; alle veertien delen 'Novelle per un anno' van de Siciliaan Luigi Pirandello; alle 'racconti' van zijn eilandgenoot Giovanni Verga (foto); alle korte verhalen van J.M.A. Biesheuvel, Remco Campert, Belcampo, F.B. Hotz, W.F. Hermans; alle 'Erzählungen' van Heinrich Böll. En dan heb ik het nog niet eens over de tientallen bloemlezingen.

Geen vrouwen? Nou en of! Over hen in volgende afleveringen.

Ik heb die vele werken (nog) lang niet allemaal gelezen. Maar toch aardig wat. Hieraan hoop ik ook de komende weken een reeks blogs te wijden.

(wordt vervolgd)

donderdag 6 oktober 2011

Mag het een onsje minder zijn?



In ben in zoverre een typische Nederlander dat goede doelen zelden tevergeefs een beroep op mijn knip doen. Ik word wel eens boos op zo'n directeur van een charitatieve instelling die een salaris opstrijkt waarvan je er drie Balkenendes op kunt nahouden, maar uiteindelijk denk ik dan toch: vort maar!


De laatste tijd erger ik me lichtelijk aan het feit dat het stormloopt. Ziehier de goede doelen die zich de afgelopen acht dagen bij mij hebben gemeld, in de vorm van collectanten, bedelbrieven en spotjes op radio of televisie: Kinderpostzegels, Nierstichting, Dierentehuis Z., Dierenbescherming Z., Fonds Geestelijk Gehandicapten, Fonds Geestelijke Gezondheid, Slachtofferhulp, Trombosestichting.


Ik heb het dan nog niet over de kerk, waarin elke zondag de schaal wordt aangereikt voor de noden van de eigen parochie plus voor die van arme donders in Verwegistan. Bovendien steek ik bij elke kerkgang enkele kaarsen op voor godloze vriendinnen, in de hoop dat zij ondanks alles straks in het cherubijnen- en serafijnenkoor de eeuwige zaligheid deelachtig mogen worden.

Hella Haase is goed, maar...



Ben ik de enige wie het is opgevallen? Ik vond dat na het verscheiden van Hella Haasse de schijnwerpers van de publiciteit nogal snel uitfloepten. Dat was na het overlijden van Michael Jackson, Amy Winehouse, Harry Muskee en zelfs André Hazes wel anders.

Ook meende ik in de necrologieën onder de tegenwoordig verplichte stortvloed van overtreffende trappen een nogal zuinige ondertoon te beluisteren. In 'Trouw' merkte huiscriticus Rob Schouten niet zonder korzeligheid op dat Hella Haasse ‘tot vervelens toe’ was gekenschetst als de 'grand old lady' van de Nederlandse bellettrie.

Een en ander verbaast me eigenlijk niet. Ik vraag me af of het de recensenten plotseling duidelijk is geworden dat zij zich enkele decennia wat hebben overschreeuwd.

Mevrouw Haasse debuteerde in 1948 met de vertelling 'Oeroeg'. Dat is zonder meer een klein meesterwerk. Als zij alleen dat had geschreven, had zij voor eens en voor altijd een plaats in bloemlezingen en naslagwerken verdiend. Van het vele dat sindsdien uit haar pen is gevloeid, heb ik aardig wat gelezen, maar ik heb nooit iets aangetroffen dat het peil van 'Oeroeg' heeft gehaald. Dat geldt naar mijn smaak voor haar historische romans, voor 'Huurders en onderhuurders', voor 'Berichten van het Blauwe Huis', 'Cider voor arme mensen' en stellig ook voor het gekunsteld-gewrongen 'De meester van de neerdaling'.

'Heren van de thee' dan? Naar ik heb begrepen, zijn er 200.000 exemplaren van verkocht. Maar dat zegt mij niets; van 'Twee vrouwen' zijn er bijna 1 miljoen verspreid en toch is dat niet meer dan een roman voor keukenmeiden die hogerop willen. Ik ben zo vrij te vinden dat 'Heren van de thee' het niet kan halen bij 'Rubber' van Madelon Székely-Lulofs en al helemaal niet bij het Indische werk van Beb Vuyk en Maria Dermoût.

Men zal mij tegenwerpen: dat ligt aan u, dat ligt aan uw bril. Misschien. Toch ben ik geen onervaren lezer: ik buig mij over Proust in het Frans en heb alles van Musil gelezen, in het Duits. (Ik blijf het moeilijk hebben met 'Ulysses'; maar Joyce was dan ook gek; zei Evelyn Waugh.)

Het heengaan van Hella Haasse is voor mij aanleiding geweest een van haar boeken dat ik al jaren op de plank had liggen, maar waaraan ik nog nooit was toegekomen, ter hand te nemen: 'De ingewijden' uit 1957. En dit illustreert getrouw mijn al lange tijd gevestigde indruk van haar werk: Hella Haasse is altijd goed.; maar goed in de zin van degelijk. Het is allemaal knap bedacht. Keurig-netjes, verzorgd opgeschreven. Zorgvuldig gedocumenteerd (reken maar dat elke braamstruik waarmee zij de ruïne van een Griekse tempel stoffeert, er werkelijk staat of althans heeft gestaan.) Allemaal zeer prijzenswaardig en een voorbeeld voor menig hedendaags romancier (m/v).

Maar ik blijf het betreuren dat het maar niet wil vonken, vlammen, schitteren, gloeien. Vooral mis ik node de noten van fijne ironie die zo bekwaam worden aangetokkeld door Britse schrijvers (en schrijfsters!)

Ik weet niet of ik 'De ingewijden' uitlees...