In zijn voorwoord tot de verhalenomnibus 'Seven by Five' van H.E. Bates schrijft Henry Miller: '... de ene schrijver voor wie ik een onsterflijke bewondering koester, is John Cowper Powys.
Ik deel zijn geestdrift. Een jaar geleden heb ik schier ademloos Powys' lijvige 'Wolf Solent' uit 1925 gelezen. Nu ben ik verdiept in 'Wood and Stone', een oudere (1915), veel minder bekende roman, maar een alleszins lekkere romance.
Hieruit twee passages.
'The power of feminine attraction is never more insidious than at the moment of bitter remorse. The mind reverts so easily, so willingly, then, back to the dangerous way. The mere fact of its having lost its pride of resistance, its vanity of virtue, makes it yield to a new assault with terrible facility.'
En dan deze natuurbeschrijving! Miller had een hekel aan dergelijk proza, maar voor Powys -- en trouwens ook voor Bates -- maakte hij een uitzondering.
'The wood-pidgeons keep up a perpetual murmur, all the summer long, in these untrodden spots. No eyes see them. It is as though they never saw one another. But their drowsy liturgical repetitions answer and answer again as from the unfathomable depths of some green underworld, worshipping the gods of silence with sounds that give silence itself a richer, a fuller weight.'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten