Ik vond de titel Ships that Pass in the Night zo lekker 'bekken' (term uit de toneelwereld) dat het vervolg van de versregel me altijd is bijgebleven: ... and speak each other in passing. Als bibliothecaris heb ook ik, evenals mijn klanten, de roman niet gelezen. Wel een paar keer doorgebladerd, waarbij me de bijnaam The Disagreeable Man van een der hoofdfiguren intrigeerde.
Laat me nu twee maanden geleden in onze kringloopwinkel --ja, dames, grinnikt u maar! -- het boek te koop vinden, een in linnen gebonden, overigens goedkope editie, in 1921 uitgegeven door William Blackwood and Sons, Edinburgh-Londen (de roman zag het licht in 1893). En jawel, de eerste die ik tegenkwam, was The Disagreeable Man. Ik ben eergisteren met lezen begonnen en heb het al bijna uit, zo heeft het me geboeid. Binnenkort zal ik er D.V. een logboekje aan wijden.
Eerst even iets over de titel. Beatrice Harraden heeft haar roman als motto een heel kwatrijn meegegeven. Hier is het:
Ships that pass in the night, and speak each other in passing,
Only a signal shown, and a distant voice in the darkness;
So, on the ocean of life we pass and speak one another,
Only a look and a voice , then darkness again and a silence.
De schrijfster heeft nagelaten de bron te vermelden. Gelukkig bood het internet heul. De verzen zijn van de grote Amerikaanse dichter Henry Wadsworth Longfellow (1807-1882) en wel uit zijn in 1863 verschenen bundel Tales of a Wayside Inn, Part III, The Theologian's Tale.
Foto: Beatrice Harraden.
Noot: 'Bekt' een tekst? Daarvoor moet je een oor hebben. Iemand die dat had, was Karel van het Reve. Met hem ben ik een jaar in Moskou opgetrokken. Karel hield van muziek, maar wist er niet veel van. Toen ik hem eens vertelde dat een aria uit Rigolett0 bekend stond als 'de coupletten van de lichtzinnige hertog van Mantua', liet hij genietend de woorden als een topwijn over zijn tong rollen. Hij heeft ze ook ooit in een artikel gebruikt.
(wordt vervolgd)
zaterdag 31 juli 2010
Beatrice haar schepen en de klojo Bellarminus (2)
Geplaatst door: Et in Arcadia ego * tijd: 06:29:00 4 reacties
Labels: bellettrie, Harraden, Longfellow, Van het Reve
vrijdag 30 juli 2010
Beatrice haar schepen en de klojo Bellarminus (1)
De laatste twee jaren op kostschool was ik bibliothecaris. Ik was als zodanig benoemd door studieprefect pater Bellarminus Teeuwisse. Hij had mij ook gebombardeerd tot organisator van de culturele avonden, waarop leraren en leerlingen werden vergast op declamatie van poëzie en proza alsook muzikale voordrachten op piano, strijkinstrumenten en klarinet. (De danskunst was niet vertegenwoordigd, in ons exclusief mannelijk en kuis milieu vond pater overste het al erg genoeg dat de meesten van zijn jongens een of meerdere zusters hadden).
Na elke culturele manifestatie kreeg ik steevast van Bellarminus ongenadig op mijn flikker. Niet omdat het een puinzooi, maar omdat het een succes was geweest, waarvan -- om het te zeggen in het taaleigen van dorpscorrespondenten -- de aanwezigen rijker waren heengegaan dan zij gekomen waren.
Volgens Bellarminus had ik weer eens willen schitteren. Geen wonder, want ik was eer- en prestatiezuchtig, een wereldse inborst was duidelijk in mij aanwezig, ik was -- met andere woorden -- besmet met de 'collegegeest'. (Deze laatste werd tegenover ons door de paters regelmatig gebrandmerkt als een wraakroepend euvel, je kreeg als leerling de indruk dat het in medische zin gelijk werd gesteld met vlektyfus, de tering of de builenpest). Bellarminus verweet mij bovendien dat ik mijzelf beschouwde als de primus, en nog niet eens inter pares, voorts dat ik er een kleine hofhouding van drie of vier schrandere kameraden op na hield en de rest als voetvolk beschouwde.
Na de eerste schrobbering dacht ik dat ik pater prefect gemakkelijk mat kon zetten door op te merken: 'Onze Lieve Heer heeft verschillende mensen met verschillende talenten uitgerust. Dit kan ik nu toevallig een beetje. Maar als onze klas moet voetballen, word ik nooit opgesteld en terecht niet, want op het veld ben ik een regelrechte ramp.' Dit sloeg echter volgens hem helemaal nergens op; bovendien was ik ongezeglijk, eigenwijs en hardnekkig in de boosheid.
Bellarminus gaf ons Nederlands. Zonder dat hij, zoals ik later ontdekte, hiervoor enige kwalificatie bezat. Hij bakte er dan ook niets van. Kwalijker nam ik hem dat hij me onvoorbereid naar het staatsexamen stuurde; ik kreeg vragen over stof die hij nooit behandeld had, en moest een opgave verrichten van een soort waaraan hij nooit een woord had gewijd, laat staan er in had laten oefenen. (Ik begrijp nog niet dat ik een magere voldoende haalde). Toen ik hem daarop wees, zei hij nonchalant: 'O ja, dat hebben we nooit gedaan.' Aan mijn kostschooltijd bewaar ik zeker prettige herinneringen, maar de onaangename zijn goeddeels te wijten aan pater Bellarminus Teeuwisse, deze enorme klojo.
Enfin, ik wilde het hebben over mijn werkzaamheden als bibliothecaris. Van drie boeken weet ik, bijna zestig jaar later, met stelligheid dat ik ze in beheer had: Paul et Virginie van Jacques-Henri Bernardin de Saint-Pierre, The Scarlet Pimpernel van Baroness Orczy en Ships that Pass in the Night van Beatrice Harraden. Dit laatste herinner ik levendig om vier redenen: we hadden er meerdere exemplaren van, het boek werd nooit uitgeleend, niet omdat het op een zwarte lijst zou staan, maar omdat er geen belangstelling voor was, hoe was een roman van een Engelse suffragette en feministe, een liefdesgeschiedenis nog wel, verzeild geraakt in ons preutse internaat en wat lag de titel lekker in de mond.
(wordt vervolgd)
Foto: Beatrice Harraden (1864-1936). De foto dateert van 1913.
Geplaatst door: Et in Arcadia ego * tijd: 06:11:00 2 reacties
Labels: Bernardin de Saint-Pierre, Harraden, Orczy, schooltijd
dinsdag 27 juli 2010
Verslingerd aan Powys (7 en slot)
Ter afronding van deze reeks een fragment uit Wolf Silent dat diepe indruk op me heeft gemaakt en me altijd zal bijblijven. Het betreft een scène waardoor de hoofdpersoon op zijn beurt wordt gebiologeerd. In one of the smaller houses, where for some reason neither curtain nor blind had been drawn, Wolf could see two candles burning on a small table at which someone was still reading. He touched Mr Valley's arm, and both the men stood for a time looking at that unsconscious reader. It was an elderly woman who read there by those two candles, her chin propped upon one arm, and the other arm lying extended across the table. The woman's face had nothing remarkable about it. The book she read was obviously, from its shape and appearance, a cheap story; but as Wolf stared in upon her, sitting there in that commonplace room ad midnight, an indescribable sense of the drama of human life passed through him. For leagues and leagues in every direction the great pastoral fields lay quiet in their muffled, dew-drenched aloofness. But there, by those two pointed flames, one isolated consciousness kept up the old familiar interest, in love, in birth, in death, all the turbulent chances of mortal events. The simple, pallid, spectacled head became for him at that moment a little island of warm human awareness in the midst of the vast non-human night. He thought to himself how, in some future time, when these formidable scientific inventions would have changed the face of the earth, some wayward philosopher like himself would still perhaps watch through a window a human head reading by candlelight, and find such a sight touching beyond words. Mentally he resolved once more, while to Mr Valley's surprise he still lingered, staring in at that candlelit window, that while he lived he would never allow the beauty of things of this sort to be overpowered from him by anything that science could do.
(slot)
Geplaatst door: Et in Arcadia ego * tijd: 06:37:00 1 reacties
Labels: 'Wolf Solent', bellettrie, Powys
zondag 25 juli 2010
Verslingerd aan Powys (6)
Powys verdient ook gehuldigd te worden als een 'groene' avant la lettre. Regelmatig trekt hij van leer tegen de moord die de species mens met haar 'vervloekte uitvindingen' pleegt op de natuur. Hier een kenmerkende passage uit Wolf Solent:
Death and Love! In those two alone lay the ultimate dignity of life... And it was just this that these accursed inventions were seeking to destroy! They would dissect love, till it became 'an itch of the blood and a permission of the will'; they would kill all calm, all peace, all solitude; they would profane the majesty of death till they vulgarized the very background of existence; they would floute the souls of the lonely upon the earth, until there was not one spot left by land or by water where a human being cold escape from the brutality of mechanism, from the hard glitter of steel, from the gaudy insolence of electricity!
(wordt vervolgd)
Geplaatst door: Et in Arcadia ego * tijd: 12:47:00 3 reacties
Labels: bellettrie, milieu, Powys
vrijdag 23 juli 2010
Verslingerd aan Powys (5)
Bij vorige gelegenheden heb ik al als mijn mening verkondigd dat een auteur die een hartige portie erotiek wil opdienen, spaarzaam met ingrediënten moet omspringen. Veel hedendaagse Nederlandstalige schrijvers (en schrijfsters!) blijken er gans anders over te denken. Met catastrofale gevolgen. De zo gedetailleerde seksscènes bij Hemmerechts, Palmen, Rood, Van Royen, Mulisch, Claus e tutti quanti bereiken het tegendeel van wat ze beogen, ze zijn ronduit lachwekkend, potsierlijk, clownesk.
Nee, dan John Cowper Powys! Iris Murdoch, een der grandes dames van de Engelse literatuur, placht te zeggen dat naar haar smaak niemand beter over seks kon schrijven dan Powys en A.N. Wilson is het in zijn voorwoord tot Wolf Solent daarmee eens: 'In één scène uit dit boek zitten Christie Malakite en Wolf handje in handje in een tarweveld. Het is pikdonker. Er gaan geen kleren uit, er is geen geslachtsverkeer, maar de scène, een zoals alleen Powys had kunnen schrijven, is heviger geladen met erotische gevoelens dan talrijke bladzijden "expliciete seks".'
De passage is te lang dan dat ik er een overtuigend gedeelte van kan aanhalen. Als compensatie een paar andere alinea's die kenmerkend zijn voor het proza van Powys.
'What a world it is in itself,' he muttered, 'any little overgrown path!'
The curious satisfaction which this secluded cart-track gave him caused him to stand still in the midddle of the path. The hedges sheltered him from the wind. The spirit of the earth called out to him from the green shoots beneath his feet. Faint bird-notes kep sounding from unseen places. The cold sky prevented them from completing their songs; but the stoicism of life in those feathered hearts refused to be silenced.
His consciousness, as he stood there, seemed to stretch out to all the reborn life in the whole countryside. 'Good is stronger than Evil,' he thought, if you take it on its simplest terms and set yourself to forget the horror! It's mad to refuse to be happy because there's a poison in the world that bites into every nerve. After all, it's short enough! I know very well that Chance could set me screaming like a wounded baboon -- every jet of philosophy gone! Well, until that happens, I must endure what I have to endure.'
(wordt vervolgd)
Geplaatst door: Et in Arcadia ego * tijd: 05:50:00 0 reacties
Labels: bellettrie, Claus, Hemmerechts, Mulisch, Palmen, Powys, Van Royen, Wilson
donderdag 22 juli 2010
Verslingerd aan Powys (4)
Hier een typisch brokje proza van Powys, uit de roman Wolf Solent. Achtergrond: de oude boekhandelaar Malakite is zojuist gestorven en zijn dochter Christie werpt zich voorover op de sofa, de met rozen geborduurde bekleding met tranen besproeiend.
How could there be so much salt water in one tiny skull?
The tears of women! How from the beginning of time they had washed away every kind of evil thing, every kind of deviltry! Down the centuries had flowed those tears, clearing our race's conscience from poisons, washing clean the mind of man from the torture of rational logic, washing it clean from the torture of memory, recreating it, fresh, careless, free, like a child new-sprung from the womb! But how could such a wide, dark, wet stain upon those pink roses have come from so small a skull!
Tijdens het lezen had ik deze passage al geselecteerd voor een logboekje, omdat zij, vond ik, wel eens een bewijs zou kunnen vormen voor de stelling dat Powys een teken van tegenspraak is: hemelhoog bejubeld of de grond in getrapt. Van mijn oude leraar Grieks, pater Anacletus ter Huurne, heb ik opgestoken dat je voorwoorden altijd het laatst moet lezen. En zie, in dat tot Wolf Solent behandelt A.N. Wilson uitgerekend dit tekstje. Hij kan zich voorstellen dat dit soort proza niet iedere lezer zal aanspreken: The passage just quoted will strike some as overwritten; and many contemperary readers will consider its attitude to be incompatible with an enlightened view of the equality of the sexes. In particular the identification of the 'female' with the irrational will be deemed offensive.
Wilson is overigens niet van mening dat het Britse middelbaar en hoger onderwijs Powys hierom negeren. Dat doen zij ook niet ten aanzien van D.H. Lawrence, Ezra Pound en W.B. Yeats.
(wordt vervolgd)
Geplaatst door: Et in Arcadia ego * tijd: 06:20:00 0 reacties
Labels: bellettrie, Powys, Wilson
woensdag 21 juli 2010
Verslingerd aan Powys (3)
In een gezonde wereld zou de naam van John Cowper Powys (1872-1963) even beroemd zijn als die van D.H. Lawrence of James Joyce. Zo opende de romancier en criticus A.N. Wilson zijn voorwoord tot de nieuwe uitgave van Wolf Solent in de Penguin Classics (anno 2000; de roman verscheen in 1929).
In het doorwrochte The Modern Writer and His World van G.S. Fraser (herziene versie van 1964) is alleen sprake van T.F. Powys, a member of a very gifted Welsh family of writers; het betreft Johns broer Theodor, tegenwoordig zo goed als vergeten, John zelf wordt niet genoemd. In het eveneens zeer gedegen The English Novel van Walter Allen komt de naam Powys zelfs helemaal niet voor; ik heb het over de herdruk uit 1970, toen de auteur van Wolf Solent dus al zeven jaar dood was, met achterlating van een enorm oeuvre, waarvan de belangrijkste stukken door fijnproevers voor geniaal worden gehouden.
Aan een artikel van Martin Ros in de NRC van 18 juli 1983 ontleen ik dat Powys eindelijk aan het doorbreken was, in Duitsland en vooral in Frankrijk. In ons land zag hij 'het al jaar en dag bestaande Powys-circuit allengs' groeien; hij vermeldde Vestdijks en Brakmans bewondering voor de Brit en Louis Lehmanns vele artikelen in Literair paspoort.
In zijn voorwoord vraagt Wilson zich af waarom middelbare scholen en universiteiten Powys weerden (en nog altijd weren? - hk) uit hun canons van Engelse literatuur. Gedeeltelijk misschien, zo denkt hij, omdat de formidabele omvang van 's mans romans menig lezer afschrikt: Much as I love and admire him, I have not yet finished his 873-page masterpiece 'Porius - A romance of the Dark Ages'. Maar daaraan kan het volgens hem niet hoofdzakelijk liggen. Het probleem is dat Powys zeer moeilijk in een hokje onder te brengen is. Docenten houden van auteurs die zij kunnen classificeren en Powys is uniek.
(wordt vervolgd)
Geplaatst door: Et in Arcadia ego * tijd: 06:17:00 2 reacties
zondag 18 juli 2010
Verslingerd aan Powys (2)
Het valt niet mee uiteen te zetten waarom ik me heb aangesloten bij de kleine bent bewonderaars van John Cowper Powys en nog wel als bij een verliefdheid van de klasse coup de foudre. In het algemeen geef ik geen duit -- of, zoals de Italianen zeggen, geen droge vijg -- voor de tekstjes op de achterflap van boeken, maar in het geval van Wolf Solent maak ik een uitzondering. De roman wordt hier omschreven als a meditation on life and death, good and evil, body and soul, combining the earthy and everyday with the spiritual; dat slaat de spijker op de kop.
Powys doet zich in Wolf Solent, de eerste van zijn vier lijvige tot zeer lijvige West Country-romans, kennen als een vlees geworden ontleedmes van gedachten, gevoelens, stemmingen en motiveringen en omdat hij bovendien vaak 'op zoek is naar de verloren tijd', dringt een vergelijking met Marcel Proust zich op; met dien verstande dat de Brit een volstrekt eigen geluid laat horen.
Dan is daar Powys' natuurlyriek. Van Thomas Hardys The Return of the Native is wel gezegd dat het heidelandschap een van de hoofdpersonen is. Bij Powys mag je dat beweren over Dorset: zijn heggen, zijn vijvers, zijn flora, zijn fauna, zijn holle weggetjes. Powys heeft als jonge man Hardy trouwens ontmoet; maar ook hier geldt dat hij een geheel eigen, met geen ander te verwarren handschrift te boek stelt.
Fascinerend vind ik ook de subtiele gelaagdheid van Wolf Solent: naast de natuurbeschrijvingen en de analyse van zielkundige processen de literaire verwerkingen van hoofdstukken uit de wijsgerige kenleer, de indringende, onvergetelijke tekening van karakters en -- niet te vergeten -- de erotiek van een kaliber dat zijn weerga nauwelijks elders vindt, alsook de manier waarop de auteur een en ander met elkaar vervlecht.
Geplaatst door: Et in Arcadia ego * tijd: 06:23:00 2 reacties
Labels: bellettrie, Bowen, Hardy, Powys, Proust
zondag 11 juli 2010
Verslingerd aan Powys (1)
Wachtend, terwijl vrouwlief met meesterhand koffie aan het brouwen was in ons Italiaans machientje, trok ik op goed geluk een boek uit de kast. Het was de verhalenbundel Seven by Five van H.E. Bates. Heel lang geleden gelezen, maar mij niet herinnerend dat het voorwoord was gevloeid uit de pen van Henry Miller. Hé, interessant toch! Ik las dat Miller een onsterfelijke bewondering koesterde voor John Cowper Powys en diens A Glastonbury Romance voor de beste Engelstalige roman hield. Nu moet men dergelijke kwalificaties, ook al stammen zij van Henry Miller (voor mijn part juist omdat zij van hem zijn), met een korreltje zout nemen; op het gebied van de schone letteren kan immers geen sprake zijn van een heilig evangelie. Desondanks maakt zo'n uitspraak van zo'n figuur nieuwsgierig. Bovendien was ik not amused: heb ik mij suf gelezen en had ik nog nooit een boek van Powys opengeslagen; ik was er zelfs niet zeker van dat zijn naam bij mij een belletje deed overgaan.
Het geluk is met de deugnieten, dat wisten de oude Romeinen reeds, en zo vond ik de volgende ochtend in de boekenhoek van onze kringloopwinkel Powys' Wolf Solent. Powys is, om het bijbels te formuleren, een teken van tegenspraak: sommigen gooien zijn boeken na luttele bladzijden, verveeld, ja geërgerd terzijde, anderen zijn na een paar pagina's aan hem verslingerd; tot de laatsten behoor ik. Powys gaat door voor een moeilijk auteur, te meer daar hij voor verschillende van zijn boeken 'er eens even voor is gaan zitten': rond de 700, ja, 1.100 bladzijden. Mij schrikt dat niet af, eerder is het tegendeel het geval; maar ja, wie Proust leest, staat voor niets.
Wolf Solent is de eerste van Powys' vier West-Country romans. Ik was zo gelukkig de derde, Weymouth Sands, op Boekwinkeltjes te kunnen betrekken van een allervriendelijkste echtpaar (dat me ook heeft geholpen aan Powys' historische Owen Glendower en het science fiction-achtige Morwyn). Nummer 2, A Glastonbury Romance, heb ik al sedert 19 juni in bestelling bij Bol.com (het bolcomt maar niet) en Maiden Castle staat nog op mijn verlanglijst.
Powys heeft zich pas na zijn vijf kruisjes voor het grotere romanwerk aangegord (hij is bijna 91 geworden; 1872-1963). Hij vond dat hij zich eerst in de wereldliteratuur moest verdiepen; interessant is dat hij daarom Louis Couperus en Marcellus Emants heeft gelezen.
Ik geef mij er rekenschap van dat dit stukje nogal anekdotisch is. In verdere afleveringen hoop ik in te gaan op het boeiende van deze auteur en enkele kenmerkende staaltjes van zijn kunst te verstrekken.
(wordt vervolgd)
Geplaatst door: Et in Arcadia ego * tijd: 07:51:00 8 reacties
Labels: bellettrie, Powys
maandag 5 juli 2010
Ik ben een vreselijke snob...
Ik heb geen enkele wedstrijd van het wereldkampioenschap voetbal bekeken en zal ten dezen mijn leven ook niet beteren. Ik ben namelijk een vreselijke snob. Van wat de schrijver Jan Greshoff 'het kinderachtig gerep achter de bal' noemde heb ik geen bal verstand en ik heb ook nooit moeite gedaan er kijk op te krijgen, nademaal ik er niks an vind.
De massahysterie rond deze tak van sport vervult mij met afschuw, ja, met vrees. Het schijnt dat de Argentijnse ploeg, ofschoon door de Mannschaft ontmanteld en vernederd, bij terugkeer in het vaderland door een uitzinnige menigte als een gezelschap helden is toegejuicht en dat haar trainer, de pias Maradona (foto), in één adem door werd gesmeekt toch vooral niet de handdoek in de ring te gooien. Het lijkt wel het evangelieverhaal over de Emmaus-gangers: Blijf bij ons, Heer, want het wordt zo donker om ons heen.
Het wil mij geheel vrijblijvend voorkomen dat al die bierbuikige kerels die met een krat pils (veel te veel calorieën) en zakken chips (veel te vet, veel te zout) voor de buis hangen, er verstandiger aan zouden doen een pittige wandeling langs de lieflijke Linge of door het dromerige dal van de Jeker te maken en vervolgens een goed boek te lezen.
Sportverdwazing... Ik droeg nog een plus-four -- ik moet 14 zijn geweest -- toen ik een spotprent vond die mij altijd is bijgebleven. Links een mensenmassa die aan atlete huldigt; onderschrift: 'Gouden medaille gewonnen. 11,5 seconden.' Rechts een nonnetje dat moederziel alleen op de tram staat te wachten. Onderschrift: 'Melaatsen verzorgd. 30 jaar.'
Terwijl ik dit schrijf, moet ik denken aan een boutade van Gerard Reve: Zuster Immaculata, die al vierendertig jaar verlamde oude mensen wast, in bed verschoont en eten voert, zal nooit haar naam vermeld zien. Maar elke ongewassen aap met een bord: dat hij vóór dit of tegen dat is, en het verkeer verspert, ziet 's avonds reeds zijn smoel op de tee vee. Toch goed dat er een God is.
Geplaatst door: Et in Arcadia ego * tijd: 15:48:00 6 reacties
Labels: Scènes de la vie quotidienne, Sport
donderdag 1 juli 2010
Wat is geluk? Wat is mooi?
Geplaatst door: Et in Arcadia ego * tijd: 06:10:00 3 reacties
Labels: Citaten -- tot lering en vermaak