zaterdag 15 september 2007

Heb ik u lief, Nee-hee-derland? (3)

Polders_2_1 In Nederland is door de zesjesmentaliteit het bestaan dikwijls bar en boos voor de bolleboos. Ons land lijkt wel één grote politieke partij te vormen: de ABP oftewel de Anti-Bollebozen Partij. Ook staat onderhand achter iedere Nederlander een hulpverlener. Werden vroegere generaties nog tot woekeren met talenten aangemaand door middel van liederen als Ferme jongens, stoere knapen, zijt gij niet van zessen klaar?, de huidige worden begeleid door therapeuten die hun in het oor neuriën: Arme jongens, slappe knapen, komt gij niet vóór zessen klaar?

Hebben wij dan geen bollebozen nodig? Ja, wel degelijk. Wat dan te ondernemen, als we hen bij wijze van spreken al in de wieg smoren? Wij hebben daar een even geniale als eenvoudige oplossing voor gevonden. Wij importeren hen uit India. Steken deze Indiase koppen dan niet boven het poldermaaiveld uit? Natuurlijk wel. Maar het zijn donkere tot zeer donkere koppen. Dat dondert dus niet. Het zijn geen kaaskoppen. Op gekleurde bollebozen hoeven wij niet afgunstig te zijn. Zij komen immers uit een apenland.

In deze dagen daveren de media van de nieuwsberichten en commentaren over ons onderwijsbestel, zijn peil, zijn eisen en soortgelijke aankleven. Zoals te verwachten, staan de geluiden lijnrecht tegenover elkaar. Ik voor mij heb begrepen dat onder de leerlingen en studenten een algemeen aangehangen leuze is: vooral geen natte rug halen. Een rapport van zeer bevoegde lieden beweerde een dezer dagen dat in vergelijking met andere landen ons onderwijsstelsel er best mocht wezen. Dat is domweg niet waar. Wie zich aan een ander spiegelt, spiegelt zich zacht. Het is toch van den dolle dat universiteiten voorbereidende klassen moeten inrichten. Een ander onthutsend feit: vorig of eervorig jaar presenteerde een hoogleraar Duitse taal en letterkunde zijn nieuwe studenten; dat was er welgeteld één. Intussen loopt ons bedrijfsleven jaarlijks 7,8 miljard euro mis wegens gebrek aan kennis van het Duits.

Mijn werk heeft met zich meegebracht dat ik twaalf jaar de supervisie had over de geschriften van hoogopgeleiden: bijna allen academisch gevormd, niet weinigen gepromoveerd. Ik heb daar grijze haren van gekregen: gebrekkige feitenkennis, op geen enkele wijze door de premissen gerechtvaardigde conclusies, klinkklare onzin, karig gevulde culturele rugzakjes en, vooral, taalbeheersing van lik-mijn-vestje waren schering en inslag. Het bontst maakte het een jonge vrouw, een lieve meid overigens, die een doctoraal diploma culturele antropologie had (waar zij acht jaar over gedaan had),
doch nauwelijks een juiste Nederlandse zin kon produceren, waarvoor zij toch was aangenomen. (Voor haar scriptie had zij drie maanden in Spanje doorgebracht en Spaans geleerd, maar enkele basisregels van de Spaanse grammatica bleken haar onbekend).

Onlangs werd door een lieve vriendin mijn hulp ingeroepen voor haar dochter. Deze, gediplomeerde van een School voor Journalistiek en dus hbo'er, moest voor een sollicitatie naar een veelbelovende baan een ambtelijk stuk samenvatten voor een personeelsblad. Tot mijn verbijstering bleek dochterlief niet eens in staat een fatsoenlijke lead, een klusje dat de basis van alle journalistiek vormt, te schrijven. Ik weid nu nog maar niet uit over de omstandigheid dat mijn herhaalde adviezen aangaande verbreding van haar taalgevoel en culturele bagage door het lezen van de klassieken in verschillende talen nooit een fluit hebben uitgehaald.

Luister eens kritisch via radio en televisie naar onze politici. Je hoort er nauwelijks één die bij machte is in een paar correcte volzinnen duidelijk zijn zegje te zeggen. En vergelijk hen eens met hun collega's in Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk. Ik geef u op een briefje dat de Britse, Franse of Duitse politicus die in zijn moedertaal even lamentabel zou stuntelen als onze lui, dra zou zijn uitgekaart.

Waar ligt van dit alles de schuld? Op de eerste plaats natuurlijk bij die jongeren die te weinig eerzuchtig zijn of te lui om uit hun doppen te kijken. Uiteindelijk, zo is mijn stellige overtuiging, bij onze onderwijsinstellingen, die veel te lage eisen stellen en waar het dan ook wemelt van jongelui die er niets te zoeken hebben. Het wordt hoog tijd dat er eens wordt gehandeld naar de raad van Mao: een trap onder de kont is een stap voorwaarts.

(wordt vervolgd)

Geen opmerkingen: