Van Iris Murdoch (1919-1999) heb ik aardig wat boeken gelezen, met interesse en niet zelden met genoegen en ik heb me dan ook verbaasd over de mispeer die The Unicorn is. (De Engelse tekst heb ik zo gauw niet kunnen vinden, ik heb de roman, De eenhoorn dus, gelezen in de -- wat stroeve -- vertaling van N. Funke-Bordewijk; inderdaad, de dochter van...)
Het lijkt wel of de schrijfster haar dramatis personae op de tekentafel heeft ontworpen: betonwapening als skelet, inkt als bloed, Rauhfaser als huid, metselspecie voor het bindweefsel en stopverf voor de weke delen. Met het gevolg dat zij, wanneer zij hun mond openen of tot handelen overgaan, ongewild tot hansworsten worden. Dame Iris heeft hen kennelijk ten tonele willen voeren als lieden die gekweld worden door metafysieke onrust, maar ik kreeg sterk de indruk dat er met hen wat anders aan de hand is: zij voeren de godganse dag geen flikker uit en drinken veel te veel, waarbij de vrouwen voor de mannen niet onderdoen. Er wordt bovendien wat afgejankt, waarbij de mannen niet voor de vrouwen onderdoen, maar traanwater maakt mensen nog niet tot wezens van vlees en bloed. De enige figuur die wel tot leven wil komen, is een dienstmeisje, haar rol is echter zo klein dat daarvan de heiligendag niet kan komen.
Iris Murdoch heeft filosofie gestudeerd en gedoceerd, geen wonder dus dat zij door De eenhoorn wijsgerige beschouwinkjes vlecht. Die zijn helaas nogal warrig, bijvoorbeeld: Iets had zich teruggetrokken, was van hem weggeglipt op het moment dat hij aandacht kreeg en dat iets was gewoon maar hij zelf. Misschien was hij reeds gestorven, was het donkerende beeld van zijn ego voor altijd verdwenen. Wat was er gebleven, want iets moest toch gebleven zijn, iets dat nog steeds bestond? Met de simpelheid van een eenvoudige som werd het hem plotseling geopenbaard. Wat er gebleven was was al het andere, alles wat niet hemzelf was, dat object dat hij nog nimmer tevoren had aanschouwd en waarop hij nu de blik richtte met de hartstocht van een minnaar. In feite had hij dit altijd kunnen weten, want de zekerheid van de dood rekt de levensduur. Daar hij sterfelijk was, was hij niets en daar hij niets was, was alles dat niet hemzelf was tot aan de rand gevuld met bestaan, en daar vandaan kwam het stralende licht. Dit dus was liefde, te beseffen, te aanschouwen tot men niet langer bestaat, dit was de liefde die hetzelfde was als de dood.
De beste breister laat wel eens een steek vallen. Ik heb nog een handvol ongelezen titels van Dame Iris op de plank staan en daarop zal ik mij ook zeker storten. Onbevooroordeeld.
zondag 22 augustus 2010
Murdochs mispeer
Geplaatst door: Et in Arcadia ego * tijd: 07:36:00
Labels: bellettrie, Funke-Bordewijk, Murdoch, romans
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
2 opmerkingen:
Ja, dat is een warrig stukje. Was zij toen al een beetje aan het dementeren?
@Wieneke. Dank voor je reactie. Ze was voor mij aanleiding voor het dichten van een nabrander. Hopelijk wil je deze als surrogaat voor een inhoudelijk antwoord aanvaarden.
Een reactie posten