Ik had dienst in de nacht dat president Kennedy werd vermoord. En zoals Hans van Mierlo op dat moment een pannetje stond te wassen, zo zat een van onze hoofdredacteuren thuis stevig te pimpelen. Hij was nog wel zo nuchter dat hij zich verplicht voelde naar de krant te stevenen. Daar begon hij, onder uitwaseming van een ferme kegel, directieven te geven, herstel: te schreeuwen, instructies bovendien die sloegen als een drol op een sluisdeur. Gelukkig kon ik iemand vinden om de man onder zachte dwang naar huis te brengen, alwaar hij zijn roes kon uitslapen. Gelukkig had ik de beschikking over een goede ploeg bureauredacteuren en zo konden we een behoorlijke krant maken.
Wat me als chef van de nieuwsdienst ook danig hinderde, was het feit dat onze parlementaire en onze Haagse redacteur (de eerste deed de Tweede Kamer en de Senaat, de ander de ministeries, de SER, de ambassades et cetera) ondermaats waren. Ik kreeg soms belangrijke kopij, die bestemd was voor de opening van de krant, maar die zo rommelig was dat ik ze van a to z moest herschrijven; waarvoor eigenlijk de tijd ontbrak.
Het was beslist wegens deze omstandigheid -- en niet de kwalijke gevolgen van mijn jojodienst voor mijn gezondheid -- dat ik op zekere dag moest verschijnen voor drie hoofdredacteuren om te vernemen dat het hun had behaagd mij te benoemen tot parlementair redacteur.
Nu had ik vroeger het politieke wereldje een beetje leren kennen en ik was alras tot de slotsom gekomen dat ik er allergisch voor was. Die enorme ego's, dat belabberde taalgebruik, die strebers, die rudimentaire culturele bagage, dat oorverdovende gedreun uit holle vaten! Ik antwoordde dus ik bijzonder gevleid was door dit aanbod, doch dat ik er geen gebruik van wenste te maken.
Natuurlijk barstte zenuwlijder Oyen in woede uit: het betrof hier niet een wens maar een bevel. Nu heb ik altijd gevonden dat je, wanneer je formeel de zwakkere partij bent, de sterkere op het verkeerde been moet zetten en aldus ten val brengen. Ik vroeg daarom of de heren de geschriften van Francis Bacon kenden. Nee, die kenden zij niet, zij hadden ook nooit van de man gehoord. Ik: 'Bacon heeft geschreven: "Politici gedragen zich als apen. Hoe hoger zij klimmen, hoe meer zij hun reet laten zien".' Daarmee was de zaak van de baan.
Ik kwam op deze herinneringen bij het lezen van 'Time Must Have a Stop'. Eén van de hoofdfiguren, Eustace Barnack, is, geheel in de traditie van zijn voorname familie, een gezien politicus, maar wanneer hij een weduwe met een aanzienlijk fortuin (en een zwak hart!) leert kennen, weet hij niet hoe gauw hij zich met haar terug moet trekken in Florence en vaarwel zeggen aan 'The sordid intrigues behind the scenes! The conscious or unconscious hypocrisy of every form of effective public speaking! The asinine stupidity of that interminable repitition of the same absurd over-simplifications, the same illogical arguments and vulgar personalities, the same bad history and and baseless prophecy! And that was supposed to be a man's highest duty.'
Overigens had ik het citaat van Bacon niet uit deze roman. Ik had het gevonden in een opstel van Huxley met de titel 'Decentralization and Self-Government'. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat Bacon het niet had over politici in het algemeen maar over zogenaamde helden à la Napoleon en sommige Romeinse keizers; maar wisten die hoofdredacteuren veel!
1 opmerking:
Er is helaas nog steeds niks veranderd. Gedreun in holle vaten. Hoe harder men schreeuwt hoe meer gelijk men denkt te hebben.
Maar ik had die smoelen wel eens willen zien. :-)
Een reactie posten