zaterdag 21 april 2012

Kristos en Maxima: een republikeins sprookje (3)


Bij complex nummertje 3 weet Kristos intuïtief dat hij de roos heeft getroffen. Hier geen bloot mokkel maar een elegante vrouw in een betoverende, nauwaanliggende strapless couturejurk, een zonnehoed van Italiaans stro en die pumps komen ook niet van de Schoenenreus. Het geheel tegen het deels aquamarijn-, deels indigoblauw van de Egeïsche Zee. Nadat zij haar parelwitte tanden in een sappige vijg heeft gezet en terwijl Kristos zenuwachtig zijn door angst- en zorgenzweet gevette pet in zijn handen ronddraait, glimlacht zij hem minzaam toe: ‘Wat kan ik voor u doen, goede man?’
(Ach, de klasse van de voorname vrouwen! denkt Kristos. Waar zouden zij toch dat minzame leren? Bij Schoevers? Zij krijgen ook geen middageten aangeboden maar een noenmaal; geen boek maar een boekwerk.)
‘Verexcuseer, koninklijke hoogheid, ik verkeer in uiterste nood. Die vervloekte economische en financiële crisis van ons land! Al die berooide debiteuren op mijn lat! Mijn arme Despina! Onze bloedjes van kinderen! Ik had gedacht: u kon voor dit buitenverblijf in ons mooie Kranidi 4,5 miljoen euro neertellen, misschien kunt u, uit solidariteit en wellicht ook een beetje uit erkentelijkheid voor het feit dat wij ons dorp door de eeuwen heen zo aantrekkelijk, zo ongerept hebben gehouden, een kleinigheidje missen voor een plaatselijk handwerksman die geheel buiten zijn schuld tot arme drommel is geworden. Per slot van zake zwemt u in onze Griekse zee… O, de schande! Nooit in de geschiedenis is het voorgekomen dat een Evangelistos met de bedelnap door de Peloponessos moest sloffen.’
‘Hoor eens, goede man, zo royaal op de pof werken — dat was wel een beetje dom. Griekse zee — dat geldt toch alleen voor die paar mijl terriritoriale wateren; de rest is van iedereen. En die befaamde Griekse zon — is ook van de hele mensheid; bovendien gaat ze voor niets op. En wat die 4,5 miljoen aangaat: die eenzijdige kranten hebben er niet bij verteld dat het kosten koper was, een lelijke tegenvaller voor de kroonprins en mij. Nee, wij kunnen momenteel echt niets missen, het spijt me, werkelijk.’
‘Maar ik heb gehoord, koninklijke hoogheid, dat u het voor het zeggen heeft bij Mikroskreditos. Ziet u daar misschien een mogelijkheid?’
‘Ook niet. Microcrediet is daarvoor niet bedoeld. Microcrediet is bestemd voor mensen die niet te beroerd zijn om een natte rug te halen. Als u het eens probeerde met werken…’
‘Ik zweer u, koninklijke hoogheid, dat ik mijn hele leven, van kindsbeen af, na slechts vier jaar lagere school…’
‘Ik heb het ook niet per se over uw persoon. Ik heb het over de Grieken in het algemeen. Dat ligt maar met de blote buik in de zon… En gijlieden leeft op veel te grote voet. Eén koekje bij de thee is niet genoeg, nee, het moeten hele kersenvlaaien zijn, complete tulbands. Maar u ziet er zo hongerig en dorstig uit. Hier, goede man, neem een lekkere vijg uit mijn mandje. Heerlijk rijp! Het sap druipt langs je kin!’
‘Nee, dank u, koninklijke hoogheid, van vijgen krijg ik de buikloop.’
Terugpeddelend naar het dorp, ontmoet Kristos zijn broer de pope. ‘Overal heb ik bot gevangen,’ jammert hij. ‘Basileios, hoe kan onze Goddelijke Zaligmaker dit toelaten? Dit heb ik toch niet verdiend!’
‘Kristos, uit de Heilige Schrift en onze kerkvaders weten we dat er niet slechts een God is wiens raadsbesluiten ondoorgrondelijk zijn. Er bestaat ook zo iemand als de duivel. Deze waart rond als een brullende leeuw, zoekend wien hij zal verslinden, zo leert ons de apostel Petrus. Bovendien (maar dat vind je niet bij de prins der apostelen) schijt de duivel altijd op de grootste hoop.’
Foto: Het centrum van Kranidi. Links, om de hoek, ligt de zaak van Kristos.
(slot)

1 opmerking:

Wieneke zei

Ik zeg: dit is een heel mooi verhaal.