zondag 7 oktober 2007

Het onmiskenbare Hotz-geluid (1)

HotzIn 1974 bracht het literair tijdschrift Maatstaf een kort verhaal met de titel De tramrace. Schrijver bleek ene F.B. Hotz. Nooit van gehoord. Toch wel iemand met een heel aparte stijl, vond men.

Twee jaar nadien verraste Hotz met een heuse verhalenbundel: Dood weerwerk. Deze werd geestdriftig ontvangen en de vele bewonderaars van de auteur keken reikhalzend uit naar nieuw werk. Dat liet niet lang op zich wachten: weer twee jaar later verscheen Ernstvuurwerk. Het werd bekroond met de Ferdinand Bordewijkprijs. In 1998 viel Hotz de prestigieuze P.C. Hooftprijs ten deel.

Frits Bernard Hotz werd op 1 februari 1922 in Leiden geboren. Na de lagere school bezocht hij de ambachtsschool, waar hij het als stadsjongen onder de rauwdouwers van het platteland zwaar had. Deze passage uit De opdracht zal wel autobiografisch zijn: 'Vooral de streekbewoners die iedere morgen op verroeste fietswrakken met een elastiekje over hun witte vlaskuiven als ware Batavieren de Rijn afzakten, zagen er weinig menslievend uit. Ze persten elkaar schreeuwend en zwetend door de voordeur van de school en ze hadden grote rode koppen waarin fletse ogen argwanend en tegelijk betrapt knipperden. Op hun altijd kauwende kaken stond achterdocht of een grijns. Een listige of wellustige grijns. Meestal het laatste. In hun korte lichamen (alsof ze te lang in windsels gelegen hadden) huisde groteske geilheid. Hun strottehoofd releveerde dit onmiddellijk zonder regulatie van welk brein ook. Hier was de Geest geen Widersacher der Seele. En wat het netvlies ook ving, het was object voor lust.'

Tijdens de oorlog verwisselde Hotz de ambachtsschool voor de muziekschool, waar hij trombone leerde. Na de oorlog begon hij een loopbaan als jazzmusicus; hij speelde onder meer bij de Dixieland Pipers. Tevens was hij actief als recensent voor jazzmuziek en als muziekleraar. Zijn jongensdroom was echter schrijver worden.

(wordt vervolgd)

Geen opmerkingen: