De immer lezenswaardige Sara van het weblog Ditjes en datjes schreef jongstleden donderdag langs het neusje weg over haar liefde voor de opera. (Alhier) Nu kan men bij mij zoiets niet ongestraft doen. Ik meldde mij onmiddellijk met een verzoek om nadere gegevens. Sara gooide er nog dezelfde dag een heuse log tegenaan. Als operaliefhebber (en als stille -- doch ongelukkige -- aanbidder van Sara) kan ik het natuurlijk niet minder doen en heb ik mijn potloodje geslepen voor enkele beschouwingen. Waarmee ik tevens een nieuwe categorie ten doop houd; haar motto -- Nu stelt het puick van zoete keelen -- is, zoals iedereen weet, het eerste vers van de Rey van Amsterdamsche Maeghden uit de Gijsbreght.
Sara memoreert een bezoek aan de opera Die Frau ohne Schatten van Richard Strauss. Nu wil het toeval dat hij een lievelingscomponist van me is. Vooral met zijn theaterwerken dweep ik. Die Frau ohne Schatten (Fr-o-Sch -- kikker, dus -- grapte Strauss zelf) heb ik nooit gezien, wel herhaaldelijk op cd beluisterd. Ik stel trouwens zijn Rosenkavalier veel hoger; tot mijn laatste snik zal ik verrukt denken aan een opvoering in mijn Weense jaren, in de Staatsoper uiteraard.
De librettist was een geniale Oostenrijkse schrijver: Hugo von Hofmannsthal (dezelfde van Fr-o-Sch overigens). Hij heeft een kostelijk verhaal uit de tijd van keizerin Maria Theresia geschreven, in een sappig Oostenrijks Duits. Een rijpere vrouw, Feldmarschallin Fürstin Werdenberg, heeft een jonge minnaar, graaf Octavian Rofrano. Zij worden bij het liefdesspel gestoord door een neef van de Marschallin, baron Ochs auf Lerchenau, een lomperik zoals er weinig zijn. (Zijn naam draagt hij terecht; die zou in het Nederlands 'Os op de Leeuwerikenweide' luiden). Ochs komt mededelen dat hij zich gaat verloven met een prille maagd, die zojuist het nonnenpensionaat achter zich heeft gelaten: ene Sophie von Faninal. Hij heeft zijn keuze op haar laten vallen, ofschoon haar vader pas recentelijk in de adelstand is verheven. Maar Ochs moet zijn blazoen vergulden. Faninal is schatrijk; hij heeft namelijk die Lieferung für die Armee, die in den Niederlanden steht). Graaf Octavian wordt bereid gevonden Sophie het verlovingsgeschenk van Ochs te gaan overhandigen: een schrijn met een zilveren roos. Tussen de twee jongelui is het natuurlijk liefde op het eerste gezicht, Ochs, die graag de katjes in het donker knijpt, wordt in een smadelijke val gelokt en de Marschallin, beseffend dat de jeugd de toekomst heeft, trekt zich discreet terug.
Ook los van de muziek (waarover de volgende keer) is het libretto fijnzinnige lectuur. Tot de parels behoren stellig de monologen van de Marschallin. In de eerste mijmert zij hoe voor haar, vers uit het internaat, een huwelijk was gearrangeerd en dat zij ooit een oude vrouw zal zijn: 'Hoe kan zoiets gebeuren? Hoe doet Onze Lieve Heer dat? Ik blijf toch altijd dezelfde. En als Hij het dan zo hoognodig moet doen, waarom laat Hij er mij dan bij toekijken, met een zo heldere geest? Waarom verhult Hij het niet voor me? Dat alles is geheimnisvol, zo geheimnisvol. En men kan niets anders doen dan er zich bij neerleggen.'
In haar tweede alleenspraak, kort daarop, filosofeert zij over de tijd: 'Het is zo'n raar iets. In het leven van alledag is het helemaal niets. Maar dan, plotsklaps, merk je niets als de tijd. Hij is om ons heen, hij is ook in ons. In de gezichten ruist hij, in de spiegel, daar ruist hij, achter mijn slapen vloeit hij. En tussen jou en mij, daar vloeit hij weer, zonder enig geluid, als een zandloper... Vaak hoor ik hem vlieden, onweerstaanbaar. Vaak sta ik midden in de nacht op en zet de klokken stil, allemaal, allemaal.'
(wordt vervolgd)
Foto: Twee befaamde sterren van vroeger: Sena Jurinac als Sophie von Faninal en Hilde Güden als graaf Octavian Rofrano.