vrijdag 24 december 2010

Zalig Kerstmis!


Vrede op aarde aan de mensen van goede wil
(Roger Campin, 1378-1444)

maandag 20 december 2010

Over Gregor von Rezzori (2 en slot)



Gregor von Rezzori kwam begin jaren '50 glorierijk in het licht van de schijnwerpers te staan, toen hij over de Duitse radio Maghrebinische Geschichten voorlas. Het waren vertellinkjes uit Maghrebinië, een denkbeeldig land, waarvoor zijn geboortestreek Boekovina model stond. Het boek, dat uitkwam in 1953, werd een daverend succes.
Rezzori is een virtuoos. Hij schrijft in de traditie van de grote Duitstalige prozaïsten: soepel, vloeiend, welluidend, elegant. Soms is zijn taal zelfs voor mijn ouderwetse smaak een tikkeltje te barok. Maar dat lees ik nog altijd liever dan Heleen van Royen met haar 'Ik veegde mijn k** af en trok mijn broek op.'
De titel Ein Hermelin in Tschernopol slaat op het oude Oosteuropese volksgeloof dat een hermelijn zich ten dode laat verpieteren, indien zijn vacht bezwaddderd is geraakt. Rezzori past dit toe op een majoor der huzaren, die zijn eer verdedigt, tot hij er letterlijk bij neervalt. De spanningsboog is lang niet altijd gespannen of, als ik het niet zo vriendelijk wil uitdrukken: hij is nogal slap, ja, is soms enkele hoofdstukken afwezig. Dat komt, doordat Ein Hermelin in Tschernopol sterk episodisch en anecdotisch is. Het is dus eigenlijk geen goede roman. Maar het is een kostelijk boek.
Toen Gregor von Rezzori overleed, in 1998, schreef een krant dat een chroniqueur van het verdwenen Europa was heengegaan. Een juiste formulering.

dinsdag 14 december 2010

Over Gregor von Rezzori (1)

Dat was ook toevallig: toen begin deze maand mijn lijfblad de roman Bloemen in de sneeuw van Gregor von Rezzori als geschikt geschenk voor de feestdagen aanprees, was ik van dezelfde auteur Ein Hermelin in Tschernopol aan het lezen. (Werd tijd, want blijkens een aantekening op het schutblad had ik het boek al op 17 juli 1972 in Helmond gekocht.)

Rezzori (eigenlijk: Gregor Arnulph Hilarius d'Arezzo) is een van die schrijvers die een tijdlang schier mateloos populair zijn, dan om onduidelijke redenen in quasi-complete vergetelheid verzinken en vervolgens een eveneens raadselachtige renaissance beleven. Ik heb niet in alle hoeken en gaten gespeurd, maar ik denk te weten dat van hem drie boeken in het Nederlands zijn c.q. worden vertaald: behalve Bloemen in de sneeuw in 2010 (het origineel is verschenen in 1989), Memoires van een antisemiet in 2008 (uitgekomen in 1979) en het voor aanstaande februari aangekondigde Een hermelijn in Tsjernopol, dat uit 1958 stamt.

Rezzori is in 1914 geboren te Czernowitz in de Boekovina, destijds een uithoek van de Donau-monarchie, na de Eerste Wereldoorlog opgedeeld tussen het koninkrijk Roemenië en de Oekraïene. Deze landstreek met haar wouden en Karpathenbergen was een ware smeltkroes van volken en talen: er woonden Duitsers, Oostenrijkers, Roethenen, Roemenen, Armeniërs, Hoetsoelen en Lipovanen en -- de grootste gemeenschap -- joden. Rezzori had Duits als moedertaal, maar sprak ook Roemeens, Pools, Italiaans, Oekraïens, Frans, Engels en jiddisch. Hij was achtereenvolgens Oostenrijker, Roemeen (als zodanig vervulde hij zijn militaire dienstplicht), sovjet-burger, statenloze en wederom Oostenrijker. Hij volgde een opleiding tot mimespeler en studeerde architectuur, medicijnen en kunstgeschiedenis. Zonder dertien ongelukken over zich af te roepen had hij twaalf ambachten, onder meer: romancier, journalist, scenarioschrijver, hoorspelauteur, acteur, memorialist en kunstcriticus. Zijn hobby bestond uit het verzamelen van beeldende kunst.

donderdag 9 december 2010

Over Thomas Hardy (4 en slot)


Thomas Hardy was architect van beroep. Een knappe, naar het schijnt, want hij is verschillende keren bekroond. In zijn jonge jaren ging hij trouw naar de kerk, hij zong en speelde viool bij godsdienstige plechtigheden, las nijver de Heilige Schrift en boeken daaromheen en zijn omgeving verwachtte dan ook dat hij anglicaans priester zou worden.

Tijdens zijn verblijf in Londen echter, van 1862 tot 1867 (hij was in 1840 geboren in een dorpje nabij Dorchester in het zuidwesten van Engeland), viel hij door de wetenschappelijke ontdekkingen van die tijd van zijn geloof; voortaan beschouwde hij zich als agnost.

Maar ook in zijn geval gold: wat erin zit, krabt de kat er niet uit. Ik heb nimmer een romancier gelezen die zo kwistig uit de gewijde boeken aanhaalt als de afvallige Thomas Hardy. In A Laodicean slaan een jonge bouwkundige en een geestelijke elkaar over de kinderdoop zelfs minutenlang om de oren met citaten uit de Bijbel en de kerkvaders. Pikante bijzonderheid: de titel van deze roman valt niet eens te begrijpen zonder kennis van de Heilige Schrift: Laodiceanen waren inwoners van de christelijke gemeente Loadecia in Klein-Azië en het laatste boek van het Nieuwe Testament, de Apokalyps of Openbaring van Johannes, verwijt hun lauwheid, aldus in hoofdstuk 3, verzen 14-15: En schrijf aan de engel van de kerk te Laodecia: ... 'Ik ken uw daden; gij zijt noch koud noch heet. Waart gij maar koud of heet!'

Dat Hardy zo mooi over de natuur kon schrijven, wortelt in eerste aanleg in zijn tot het uiterste gespannen, liefdevolle zintuigen. In Two on a Tower hoort hij duidelijk bomen wenen. In A Laodecian heet het: And in the winter winds these pines sigh like ten thousands spirits in trouble. Het begin van Under the Greenwood Tree, zijn tweede gepubliceerde roman (1872), slaat in dit opzicht alles: To dwellers in a wood almost every species of tree has its voice as well as its feature. At the passing of the breeze the fir-trees sob and moan no less distinctly than they rock; the holly whistles as it battles with itself; the ash hisses amid its quiverings; the beech rustles while its flat boughs rise and fall.

Groot, kleiner, kleinst; lang, korter, kortst


De immer lezenswaardige Wieneke blogde eergisteren over een 5 MB-computer anno 1956 met de omvang van een bunker en haar 8 GB-USB'tje ter grootte van een half lucifersdoosje.
Met lengte heb je ook zoiets. Thomas Hardy schreef in zijn uit 1881 daterende roman A Laodicean: Her dress... was short, allowing her feet to appear.
Begin vorige eeuw werden de terrasjes op de Piazza del Popolo in Rome bevolkt door belegen mannen van de wereld. Op dit plein stonden namelijk huurkoetsjes en wanneer een vrouw zo'n voertuig besteeg, veerden de Lebemänner fluks op, omdat dan een voetje en, met een dosis geluk, zelfs een enkel te bewonderen viel.
Tegenwoordig hebben we de reetveter.

dinsdag 7 december 2010

Over Thomas Hardy (3)

Thomas Hardy (1840-1928) is en wordt vaak afgeschilderd als een pessimistisch auteur. Daar kan ik het niet mee eens zijn. Nu zit op deze mening niemand te wachten. Interessanter is wat de man er zelf van vond.

Voor de integrale uitgave van zijn romans in 1912 onder de titel The Wessex Novels schreef hij een algemeen voorwoord en daarin gaat hij in zijn bekende kordate trant op de kwestie in. (Vooraf: idolum specus is een wijsgerig begrip met de betekenis: persoonlijke misvattingen of vooroordelen die door een individu worden toegeschreven aan een ander of aan een groep mensen.)
Dat deze indrukken zijn veroordeeld als 'pessimistisch' -- alsof dat een zeer zondig adjectief zou zijn -- wijst op een merkwaardige warhoofdigheid. Het moet toch duidelijk zijn dat er een hoger filosofisch kenmerk bestaat dan pessimisme, of meliorisme, of zelfs dan het optimisme van de critici in kwestie, namelijk dat van de waarheid. Het bestaan is ofwel op een bepaalde manier ingericht ofwel niet aldus ingericht en theorieën die het best overeenkomen met de ervaring, tarten elke vergelijking met andere theorieën, die er niet mee overeenkomen. Met andere woorden: beweren dat één bepaald gezichtspunt slechter is dan andere, zonder te bewijzen dat het fout is, houdt de mogelijkheid in dat een verkeerd gezichtspunt beter of passender is dan een juist gezichtspunt; en geen aan de praktijk ontleende adstructie kan dat idolum specus staande houden, want het gaat uit van voorkennis, die de mensheid niet is gegeven.

maandag 6 december 2010

Over Thomas Hardy (2)


Vroeger -- ik heb het over twintig jaar geleden -- kwam zoiets nog wel eens voor: een dochter die haar vader vraagt haar een Engelse roman voor haar eindexamen aan te raden.
Een dergelijk geluk werd mijn deel. Zonder aarzelen, ja, zonder nadenken trok ik The Trumpet-Major van Thomas Hardy uit een van mijn boekenkasten en zei: 'Pak dit. Je zult er plezier aan beleven, want het is een kostelijk verhaal en je zult er indruk mee maken, want ik durf te wedden dat geen enkele examinandus met deze roman komt aanzetten.'
Ik kreeg gelijk. Mijn dochter beleefde veel plezier aan de lectuur en haar leraar was hoogst aangenaam verrast, temeer omdat het een wasechte Brit, ene meneer Green, en toevallig een vurig bewonderaar van Hardy was. Dochterlief werd beloond met een 8.
Enkele gegevens: tegen de achtergrond van Napoleons veldtochten wordt een molenaarsdochter het hof gemaakt door drie jongemannen, onder wie een militair, trompetter van zijn regiment. 'Het is een luchthartig verhaal, maar Hardys karakteristieke ironie ontbreekt niet.' The Trumpet-Major verscheen tussen januari en december 1880 als feuilleton en kwam in oktober van dat jaar als boek uit.
Ook een aanrader. De tekst kan kosteloos -- en volkomen legaal -- van het internet worden geplukt: http://www.gutenberg.org/

zondag 5 december 2010

Over Thomas Hardy (1)

Mijn hoogleraar filosofie aan de Sorbonne heette Jean Brun. Hij was ook bruin: van haar, van ogen en van teint. Typisch een man uit het zuiden van Frankrijk. Hij sprak ook met een meer dan sappig accent uit de Midi, dat hem, naar mijn smaak althans, van stade kwam om ons op zeer levendige wijze vertrouwd te maken met de denkers vóór Socrates.

Zijn eerste college (in het eerbiedwaardige Amphithéâtre Michelet) begon hij met een aanmaning: wij moesten niet denken dat wij ons serieus met de wijsbegeerte bezig hielden, indien wij ons uitsluitend op de vakfilosofen richtten; hij verwachtte van ons dat wij de grote schrijvers en dichters van het Avondland lazen. Vervolgens liet hij twee gestencilde A4'tjes met enkele tientallen namen van auteurs en werken uitdelen. In de afdeling Engels had hij Thomas Hardy opgenomen. De naam zei mij toen niets. Gaandeweg heb ik ontdekt dat professor Brun er goed aan gedaan had en heb ik Hardy leren kennen als een der coryfeeën van de Engelstalige bellettrie.
Terzijde: de hoogleraar had misschien in het achterhoofd dat Hardy hogelijk werd bewonderd door een der verheven namen uit de Franse letterkunde: Marcel Proust. Deze heeft zich zelfs eens laten ontvallen dat hij graag Hardys A Pair of Blue Eyes had geschreven.
De afgelopen drie, vier decennia heb ik me regelmatig verdiept in het oeuvre van Hardy, onveranderlijk tot mijn aanzienlijk profijt en genoegen. Zojuist heb ik Two on a Tower uit 1882 gelezen. Om voor toekomstige lezeressen en lezers niet het plezier van de verrassende wendingen in de intrige te bederven, verklap ik niet meer dat het boek gaat over de ongelukkige liefde van een jonge astronoom en een iets oudere weduwe en dat de auteur het lot van twee individuen, deze twee kleine mensjes zeer knap projecteert tegen de onmetelijkheid van het heelal. Een aanrader.
PS: A Pair of Blue Eyes ken ik niet. Maar het ligt bovenop het stapeltje naast mijn bed en komt binnenkort aan de beurt.

zondag 21 november 2010

Schreeuw(lelijk)en om cultuur



Dat uit 75.000 Nederlandse kelen een schreeuw om cultuur heeft geklonken, vervult mij met gemengde gevoelens.

Over het commentaar dat kunst geen deel uitmaakt van de eerste levensbehoeften, wind ik mij niet op. De mens leeft bij brood alleen -- zo'n enormiteit kun je nu eenmaal uit de mond van een Nederlandse parlementariër verwachten.

Is het erg dat de btw op vermakelijkheid van 6 naar 19 procent gaat? Ik zie niet gebeuren dat iemand die voortaan pakweg een tientje meer moet schokken voor een concert van een stel Amerikaanse brulapen, aan de bedelstaf geraakt. Ik ben overigens tegen de verhoging, nademaal ik tegen de btw tout court ben. Deze zogeheten indirecte belasting drukt op de zwakste schouders veel zwaarder dan op de sterkste; dat een bijstandsmoeder voor een artikel met een kale prijs van 100 euro 119 euro moet neertellen, kan voor haar een enorme zorg betekenen en een nabob zal het een zorg wezen, ergo: de btw vertoont, althans in haar huidige opzet, onrechtvaardige, immorele trekken.

Het schrappen van allerlei subsidies ten bedrage van 200 miljoen lijkt op het eerste gezicht erger dan het is. Kunstenaars zijn per definitie creatief en aan creatieve of zelfs ludieke oplossingen zal het niet ontbreken. Ik voorzie niet dat één orkest, één theatergezelschap, één museum de stekker eruit zal moeten trekken. In bijzonder schrijnende gevallen zal de minister natuurlijk van zijn kant creativiteit aan de dag dienen te leggen, dat wil eventueel zeggen: over zijn hart moeten strijken.

'Gemengde gevoelens,' schreef ik. Ik zou wel eens willen weten hoevelen van de 75.000 die fysiek en de wellicht miljoenen die virtueel om cultuur hebben geschreeuwd, Louis Couperus, Frans Coenen, Frederik van Eeden en J. van Oudshoorn hebben gelezen; Lev Tolstoj en Fjodor Dostojevskij; Theodor Fontane en Thomas Mann; August Strindberg; Luigi Pirandello; Elizabeth Bowen, Ivy Compton-Burnett, Thomas Hardy en Theodore Dreiser; Marguerite Yourcenar, Anatole France en Albert Camus. Ik woon maar in een dorp, doch in de boekenhoek van onze kringloopwinkel vind ik bij elk bezoek de heerlijkste werken van de menselijke geest voor een appel en een ei. Cultuur bijna gratis. Van de auteurs die langer dan 70 jaar dood zijn, kunnen de meeste werken kosteloos van het internet worden geplukt. Cultuur helemaal gratis.

De mens leeft niet van Elton John alleen.

dinsdag 2 november 2010

Ambtenaren op de schopstoel


Rutte en trawanten hebben zich voorgenomen een regiment ambtenaren aan de dijk te zetten. Ik kan niet beoordelen of 's Rijks rentmeester zich niet blijde maakt met een dode mus. Ik weet ook niet of het mag, of het kan, of het wenselijk is. Maar je hoort wel eens wat. En je maakt wel eens wat mee.
Het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft het bestuur van Noord-Brabant eens een circulaire gezonden waaraan de perforatie ontbrak. Een paar dagen later zond het dit document opnieuw, geperforeerd. Kopje in de Volkskrant: Departement stuurt gaatjes na.
Een jaar of dertig geleden riep de Unesco kandidaten op voor de post van directeur Externe Betrekkingen van haar project om Venetië te behoeden voor wegzinken in de lagune. De functionaris zou worden belast met het optreden als berenleider van delegaties die de stand van zaken kwamen opnemen. Dat leek mij spekje voor mijn bekje, op de eerste plaats echt niet wegens het riante salaris maar wegens de standplaats en de taak. Gevraagd werden vooral talenkennis en vaardigheid in het redigeren van rapporten en ik meende dat ik het nodige in huis had, omdat ik jaren in Frankrijk, Italië, de Sovjet-Unie en Oostenrijk had gewoond, de talen beheerste, de culturen kende en sedert mijn 18 van mijn pen had geleefd. En zo stuurde ik de gevraagde gegevens naar Den Haag; de sollicitanten moesten namelijk door hun eigen land worden aangemeld.
Een verontrustend lange tijd hoorde ik niets. Toen werd ik plotseling opgeroepen. Op het departement werd ik ontvangen door een bijzonder hoffelijke ambtenaar met een prachtige kuif golvend, gedistingeerd grijs haar en een schitterend gesneden kostuum; genre elderly statesman. 'Ik kan u feliciteren. De regering heeft besloten u als kandidaat van Nederland bij de Unesco voor te dragen.' 'Ik vrees dat dit niet veel zin meer heeft,' zei ik. 'De sollicitatietermijn is gisteren afgelopen.' 'Och, daar hoeft u zich geen zorgen over maken. Dat luistert bij dergelijke instellingen niet zo nauw.'
Twee weken nadien ontving ik bescheid uit Parijs: mijn sollicitatie was terzijde gelegd, omdat ze te laat was binnengekomen.

zondag 31 oktober 2010

Vrouw, wilt gij succes? Word hermafrodiet!


Onlangs hoorde ik een commentator op de radio vertellen dat politicus X. in de Tweede Kamer letterlijk en figuurlijk door het ijs was gezakt. Dat was nog vóór Rutte, voor wie de polititiek aanvoelt als een warm bad en die daarin ook de parlementariërs -- steuners, gedogers en niet-gedogers -- wil onderdompelen.

Maar het kan nog gekker. Vanochtend bracht Radio 1 een korte reportage over een gezellig uitje van 400 vrouwen die door het blad Viva waren gelauwerd als ondernemend en succesrijk. Wat moet je doen om deze begeerde onderscheiding in de wacht te slepen, wilde de interviewer weten. Eén van de vierhonderd: 'Je moet een vrouw zijn met ballen, letterlijk en figuurlijk.'

De journalist, een man, vroeg niet door. Jammer. Deze of gene vrouw, die bedoelde knikkers niet van huis uit bezit, had misschien graag vernomen wat een ombouwoperatie kost.

vrijdag 29 oktober 2010

Hoe blauwer bloed, hoe gekker gemoed (4 en slot)



O, hoe dierbaar zijn zij, die excentriekelingen, aan het Britse hart! Op het internet trof ik de volgende uitspraak (van een onbekende) aan, die de spijker op de kop slaat: There are literally hundreds, if not thousands, of uniquely British people that fall into this category, from William Blake, to Robert Clive, to Johnny Rotten, all have that peculiar English eccentricity that is found nowhere else in the world. Every country produces great men and women, but the English greats all seem to have this 'ever so slightly mad' air about them.

De Engelse dichteres en critica Edith Sitwell (afbeelding; 1887-1964, oudere zus van de schrijvers Osbert en Sacheverell) heeft zelfs in 1933 aan deze onderverdeling van de homo sapiens een heus, veelgeprezen boek gewijd: English Eccentrics. Zij wist waar zij het over had; haar adellijke vader (hij werd al op zijn 2e baronet) was een rare snijboon; hij dwong haar een ijzeren korset te dragen wegens haar 'slechte rug'; in 1909 kocht hij in Italië een totaal vervallen kasteel met landerijen, waarop 300 keuters woonden, bracht alles in tiptop staat en schreef later aan de aartsbisschop van Canterbury en de Britse minister van de Schatkist dat hij het Verenigd Koninkrijk had moeten verlaten, omdat hij de belasting niet kon opbrengen; in 1913 weigerde hij de schulden van zijn vrouw te betalen, weshalve zij, de dochter van een graaf, drie maanden moest gaan brommen.

Een van de raarste snijbonen aller tijden was de Engelsman 'Mad' Jack Mytton (1796-1834), een spruit uit een geslacht door welks aderen al vijf eeuwen blauw bloed vloeide. Hij had een kolossale fortuin geërfd, die hem een dito jaarlijks inkomen verschafte en dit verteerde hij met vossenjacht en andere gevaarlijke strapatzen, zoals het spiernaakt over bevroren wateren sluipen, teneinde met zijn dubbelloops eenden te verschalken. Hij dronk elke ochtend vijf flessen port, soms vervangen door twee flessen eau de cologne 'om de ongezonde invloed van de nachtlucht te bekampen'. Hij bezat duizend hoeden, zevenhonderd paar handgemaakte rijlaarzen, vijftienhonderd rijbroeken en een kleine drieduizend overhemden. Hij hield er tweeduizend honden op na, die hij voedde met biefstuk en laafde met champagne, alsook zestig katten, die hij uitdoste met livreitjes. Naast zijn paarden koesterde hij een diepe genegenheid voor zijn berin Nell, die hij bereed in vol ruiterornaat.
Hij stierf jong, met 38, overigens niet als gevolg van een halsbrekende toer, maar doordat hij zijn kleren in brand stak om van de hik af te komen.

Ik kwam op het onderwerp 'rare kwibussen' door de Night and Day van Virginia Woolf. Een bij tijd en wijle buitennissig gedrag van de schrijfster wordt wel geweten aan haar zware depressies. En deze waren naar het schijnt te wijten aan het feit dat zij in haar prille jaren vaak was misbruikt door haar halfbroers. Op 28 maart 1943 verliet zij haar huis in Lewes, graafschap Sussex, laadde de zakken van haar mantel vol zware keien en liep de rivier de Ouse in. Zij was 59 jaar.

woensdag 27 oktober 2010

Hoe blauwer bloed, hoe gekker gemoed (3)


Virginia Woolf (foto) dankt haar plaats op de Olympus vooral aan haar roman Mrs Dalloway, die verscheen op 14 mei 1925, en wel om de knappe manier waarop zij de stream of consciousness toepast. Deze techniek is eind 19e eeuw in Frankrijk ontstaan als monologue intérieur, maar heeft voornamelijk furore gemaakt aan gene zijde van Het Kanaal.

Pionier was aldaar de bohémienne en feministe Dorothy Richardson, die leefde van 1873 tot 1957, met haar roman
Pointed Roofs uit 1915, de eerste van haar Pilgrimage-romans. Het grote voorbeeld is natuurlijk Ulysses van James Joyce.

Ten onzent kan worden gewezen op
Eva (1927) van Carry van Bruggen en Meneer Visser's hellevaart (1936) van Simon Vestdijk.

Mrs Dalloway
heb ik vroeger met bewondering gelezen. Wel ging Clarissa Dalloway gaandeweg sterker op mijn zenuwen werken. Zoals gezegd, ben ik Night and Day aan het lezen en daar ontleen ik meer plezier aan. Het eerste is misschien de betere roman, het tweede de betere vertelling.

(wordt vervolgd)

dinsdag 26 oktober 2010

Ad rem


Anders dan in de Rooms-Katholieke Kerk kan in de Oud-Katholieke een vrouw diaken, priester en bisschop worden. Zo is het mogelijk dat de theologe Annemieke Duurkoop (60), als eerste vrouw, plebaan wordt. Zij wordt 31 oktober als zodanig in de Gertrudis-kathedraal te Utrecht geïnstalleerd. (In beide geloofsgemeenschappen is een plebaan de pastoor van een kathedraal; een kathedraal is de kerk van de bisschop en wordt zo genoemd, omdat daar zijn leerstoel, kathèdra, in het Grieks, staat.)

Tijdens zijn functie als aartsbisschop van Utrecht (1975-1983; we hebben het nu weer over het oude geloof) kreeg kardinaal Willebrands, een Westfries, op een vergadering eens de vraag waarom de kerk het ambt niet openstelde voor vrouwen. Hij kwam op de proppen met het klassieke antwoord: Jezus had apostelen geroepen, maar dat waren allemaal mannen; er was geen enkele vrouw bij.

Vrouw in de zaal: 'Er was ook geen kardinaal uit Bovenkarspel bij.'

Reactie van Zijne Eminentie: mond vol tanden.

Jo Willebrands werd in 1909 geboren te Bovenkarspel, waar zijn vader directeur van de veiling was. Hij overleed in 2006 te Denekamp.

vrijdag 22 oktober 2010

Hoe blauwer bloed, hoe gekker gemoed (2)


Night and Day van Virginia Woolf dus. De moeder van hoofdpersoon Katherine Hilbery is een enigszins wereldvreemde vrouw, van dat genre dat met het hoofd in de wolken wandelt. Zij schrijft aan een geschiedkundig werk over haar voorname familie, maar er zit niet veel schot in. Telkens namelijk wanneer zij een vergeelde brief of een fotoalbum raadpleegt, dwalen haar gedachten af naar een of andere excentriekeling en verliest zij zich in lange alleenspraken over vroeger.

'En dat is Queenie Colquhoun,' ging zij verder, de bladzijden omslaand, 'die op haar reis naar Jamaica haar doodskist meenam, vol met sjaals en mutsjes, omdat je in Jamaica geen doodskisten kon krijgen, en zij was vreselijk bang dat zij daar zou sterven (wat haar ook overkwam) en dat zij zou worden opgegeten door de witte mieren... En daar heb je Miriam, in de jas van haar koetsier met al die capejes, en ze droeg er grote jachtlaarzen onder. Jullie, jonge mensen, mogen je wars van conventies noemen, maar jullie zijn niets vergeleken met haar.'

Zij draaide weer een pagina om en belandde bij het portret van een zeer masculiene, knappe lady, wier hoofd door de fotograaf was versierd met een keizerskroon.

'Ha, daar ben je, stuk ongeluk!' riep Mrs Hilbery uit, 'wat een lelijke ouwe despoot was je destijds! Hoe gingen wij allemaal voor je door de knieën! "Maggie," placht zij te zeggen, "als ik er niet was geweest, waar had jij dan gestaan?" En dat klopte; zij heeft hen met elkaar verenigd. Zij zei tegen mijn vader: "Trouw met haar," en dat deed hij; en zij zei tegen de arme kleine Clara: "Val op je knieën en aanbid hem," en dat deed zij; maar zij stond daarna weer op natuurlijk. Wat kon men anders verwachten? Clara was nog maar een kind -- achttien -- en bovendien half dood van angst. Maar die ouwe tiran heeft nooit berouw getoond. Zij zei altijd dat zij hun drie maanden van volmaakt geluk had bezorgd en dat niemand recht had op meer; en soms denk ik, Katherine, dat het waar is, weet je. Het is meer dan de meesten van ons krijgen, wij moeten alleen doen alsof en dat was iets waartoe geen van hen ooit in staat is geweest.'

(wordt vervolgd)

woensdag 20 oktober 2010

Hoe blauwer bloed, hoe gekker gemoed (1)


Een Britse edelman wordt geacht excentriek te zijn. De stelregel is zelfs: hoe blauwer het bloed, hoe gekker het gemoed. Dit wordt overigens niet alleen van mannen maar ook van vrouwen verwacht en niet slechts door de personen van hun eigen stand, eveneens door het grote publiek, dat in dezen wordt gevoed door de massamedia.

Ik heb eens in de Cotswolds geconverseerd met een wasechte lord, de 7e markies van X, die, terwijl hij voor zich heen prevelde, over mijn schouder in de wazige verte staarde, waar hij iets opmerkelijks meende waar te nemen. Ik dacht even dat hij zo met mij omsprong, omdat ik een
foreigner was, doch alras bleek mij dat hij zich aldus met iedereen onderhield. Mijn eerste opwelling was de rare snijboon een cent te geven; ik kon echter het muntje in mijn zak houden, want ik herinnerde mij ooit gelezen te hebben dat markies nummertje 7 een biografie van een staatsman en een studie over een belangrijk staatsverdrag had geschreven, waarvan de meest vooraanstaande deskundigen in koor hadden geroepen dat beide werken het definitieve woord over de respectieve onderwerpen betekenden.

Misschien cultiveren de baronnen, de burggraven, de graven, de markiezen en de hertogen hun tics uit welbegrepen eigenbelang, namelijk om duidelijk te maken dat zij voldoen aan de definitie die Gilbert Keith Chesterton van de
gentleman gaf: 'Een man die met rust gelaten wil worden.'

Overigens is het sinds enkele decennia zo dat via het mechanisme van nederwaartse sociale mobiliteit excentriek gedrag van de adel heeft afgegeven op prominente schrijvers, kunstenaars, acteurs en zelfs sportlieden.

Ik kom op dit onderwerp bij het lezen van
Night and Day, een roman van Virginia Woolf (foto).

(wordt vervolgd)

dinsdag 12 oktober 2010

Wat er bij mij niet inkomt


Regelmatig verschijnen er lijstjes van de honderd beste boeken volgens recensenten. Of volgens het lezerspubliek. Nooit vind je eens een opsomming van de honderd slechtste. Zou me toch levendig interesseren.


Mijn lijfblad Trouw doet een gooitje in de goede richting. In het zaterdagbijvoegsel Letter en geest mogen zeer bekende of minder bekende Nederlanders uit de doeken doen wat zij zoal in hun boekenkast hebben staan en de laatste vraag van de krant luidt steeds: 'Wat komt er bij u niet in?'

Hoe zou mijn antwoord luiden? Ik denk ongeveer als volgt:

1/2/3 (ex aequo maar alle met stip). Science fiction, occulte romans van Dan Brown en consorten en alle werken van Kristien Hemmerechts en Connie Palmen.

4. Fantastische epiek. Ik heb ooit zo'n pil van Tolkien aangeschaft en, louter uit stoerheid of misschien plichtsbesef, uitgelezen, allemaal donders knap, hoor, die verhalen, doch er wil in mijn boezem maar geen snaar meetrillen. Ik ben er allergisch voor, wellicht moet ik zeggen: domweg allergisch.

5. (met enige nuancering). Historische romans. Ik ben een vurig bewonderaar van de Oostenrijkse schrijver Adalbert Stifter, mooiere natuurbeschrijvingen dan hij heeft niemand op papier gezet, doch ik blijf maar om zijn ridderroman Witiko heendraaien; en ik heb nog wel zo'n lekker in de hand liggend exemplaar in half-lederen band. Ook kan ik me er maar niet toe brengen me op Het woud der verwachting van Hella Haasse te storten, hoe hoog het ook geprezen is. Op The Inheritors van William Golding, die nog wel gelauwerd is met de Nobelprijs, ben ik na een bladzijde of twintig met wel en wee van Neanderthalers afgeknapt. Ik haast me echter te verklaren dat ik in dezen niet consequent ben. Aan I, Claudius en Claudius, the God van Robert Graves heb ik me ongans gelezen en hetzelfde, maar dan nog een graadje erger, geldt voor Mémoires d'Hadrien en L'oeuvre au noir van de geniale Marguerite Yourcenar.

PS: Momenteel lees ik The Paper Men van Golding voornoemd. Kostelijk! Maar dat komt niet uit de historische doos.

maandag 11 oktober 2010

Nabrander over Goethe


In haar reactie op mijn blogje over Goethe (4 dezer) schreef Bertie (http://www.kophieps.com) dat hij in ieder geval niet over zijn onderkomen te klagen had, zoals zij tijdens een bezoek aan zijn huis in Weimar had kunnen vaststellen.

Ik ben er nooit geweest, helaas. Maar in Gespräche mit Goethe in den letzten Jahren seines Lebens van Johann Peter Eckermann vond ik een plattegrond van de eerste verdieping van het riante pand die door Goethe bewoond werd. Er waren zestien kamers, die voor het personeel meegeteld, en de dichter kon zich dan ook veroorloven er een stuk of zes als musea in te richten, onder meer voor majolica en borstbeelden.

De dichter Eckermann (1792-1854) was Goethes behulpzame vertrouweling van 1823 tot diens dood in 1832. Door zijn bovengenoemde Gespräche, een kostelijke bron van informatie, heeft hij zich voor eens en voor altijd een plaats op de Olympus verworven. De wijsgeer Friedrich Nietzsche schreef in 1878: Goethes Unterhaltungen mit Eckermann, das beste deutsche Buch, das es gibt. De eerlijkheid gebiedt echter te zeggen dat ook andere stemmen hebben geklonken; Heinrich Heine bijvoorbeeld noemde Eckermann smalend 'Goethes papegaai'.

Een grote verdienste van Eckermann is ook dat hij orde heeft geschapen in de talloze stukken en stukjes kopij van Goethe; men heeft wel gezegd dat zonder hem het tweede deel van Faust nimmer het licht zou hebben gezien.

Eckermann bezocht Goethe voor het eerst op dinsdag 10 juni 1832 en dit was zijn impressie van diens woning: 'Het interieur van het huis maakte op mij een zeer aangename indruk; het was niet schitterend, eerder was alles in hoge mate voornaam en tevens eenvoudig; ook verrieden verschillende bij de trap staande afgietsels van antieke standbeelden Goethes bijzondere liefde voor de beeldende kunst en de Griekse oudheid.'

Afbeelding: Eckermann, in 1824 geschilderd door Johann Joseph Schmeller.

donderdag 7 oktober 2010

O wee... chipkaart!


Natuurlijk erger ik me geel en groen aan bazinnetjes en baasjes die hun hond toestaan op de stoep een kiloknaller af te scheiden. Maar misschien erger ik me nog heviger aan het feit dat regelmatig een belangrijk project wordt toevertrouwd aan luitjes die te dom zijn om voor de duvel te dansen, of, indien wel voldoende kleine grijze cellen voorhanden zijn, te beroerd om dezelve aan het werk te zetten. Ik denk wel eens: als ik in mijn loopbaan zo had zitten klooien, had ik binnen de kortste kerel met garen en band langs de deur gemoeten.

Een paar jaar geleden stonden we internationaal voor schut wegens de tragikomedie met ons paspoort. Zelfs moest een staatssecretaris met een parlementaire trap onder zijn achterste het veld ruimen. Gegarandeerd dat ze in het buitenland hebben gemompeld: wat het eerste het beste apenland wel kan, kan Nederland kennelijk niet.


Thans moet een commissie onder aanvoering van mannetjesputter Leers de puinzoo van de ov-chipkaart opruimen. Was nu onder de 16 miljoen Nederlanders niet één vrouw of man te vinden die vooraf had kunnen uitvogelen welke problemen zich zoal zouden kunnen voordoen en de maatregelen opsommen om dezelve te voorkomen?


Ziezo, heb ik weer eens lekker kunnen mopperen. Mensen, wat lucht dat op!

maandag 4 oktober 2010

De kunstenaar: in spinaziecademie of kasteel?


In mijn woonplaats hebben beeldend kunstenaars vele jaren gewerkt in een voormalige spinazieacademie. Elders scheppen zij hun epochemachende werken in een gewezen smidse, garage, pomphuis, meisjesschool, boterhal, ja, waar al niet? En waarom ook niet? Als je haar maar goed zit.

Iemand die er gans over dacht, was Goethe. In Wilhelm Meisters Wanderjahre (boek 2, hoofdstuk 8) schrijft hij: Beeldend kunstenaars moeten wonen als koningen of goden; hoe zouden zij anders voor koningen en goden kunnen bouwen en verluchten?

En hij vervolgt: Uiteindelijk moeten zij zodanig boven het alledaagse uitsteken dat de samenleving zich in en door hun werken tot adeldom verheven voelt.

donderdag 30 september 2010

Opoe Groen treedt in. En uit! (3)


De kladderadatsch in het klooster kwam kort nadien. (Hebt gij de alliteratie opgemerkt?) Zuster Digitalis, Opoe Groen dus, werd ervan beticht een lokkend knipoogje te hebben gestuurd aan het adres van de loodgieter die een verstopte wc in de noordvleugel kwam doorsteken.

Zulks werd zuster Alstroemeria, moeder overste dus, gemeld door zuster Begonia (meisjesnaam Knol) en dat is op de foto bij aflevering 1 de tweede non van rechts, die met dat uitgestreken smoeltje dus. (Gedrag als dat van de knolbegonia wordt door de regel van de congregatie aangemoedigd, getuige artikel 112b: 'Wie een medezuster erbij lapt, wordt beloond, onder de gebruikelijke, door de Heilige Stoel gestelde voorwaarden, met een aflaat van 300 dagen.)


Moeder overste, hoewel natuurlijk een kind Gods, ja, een bruid van Christus, was des duivels.

Digitalis: 'Maar, waarde moeder, ik heb helegaar niet geknipoogd. Ik kreeg een vliegje in mijn oog. Dat was alles.'
'Ja, dat zal wel. Smoesjes! En nog wel jegens een arrebeier. Een rooie dus. Die natuurlijk op de PvdA stemt. Of misschien wel op de SP. Wat een schande voor onze geliefde congregatie! Wat een schande voor ons geliefd Kindje Jezus!'
'En als me dat nu eens was overkomen met Alexander Pechtold?'
'Dat ligt geheel anders. Mijnheer Pechtold is een auctionaris. Nu ja, vendumeester; afslager. Dat is een vrij beroep. Geen arrebeier dus. Bovendien is hij geheim weldoener van ons klooster.'

Opoe Groen bracht een slapeloze nacht door. De wekzuster vond de volgende ochtend Opoes cel leeg. Op de Spartaanse tafel lag een briefje: Ik heb het wel gehad met jullie reactionaire kijk op de samenleving. Mijn woonplaats is Leicester. O. Groen. PS: Om jullie (onverdiend) de schande te besparen, zal ik niet nakend over straat gaan. Ik heb daarom de paraplu van moeder overste in de hal tijdelijk tot mij genomen en verknipt tot een zouavenbroek. Verder heb ik uit het kloosterkleed een hesje geflanst. De rest van het habijt hangt op het knaapje in de kast. Houdoe.

De eerste actie van Opoe was zich naar een internetcafé reppen en mij een uitgebreide e-mail over haar wedervaren zenden. Met aan het slot enkele hartstochtelijke ontboezemingen, over de precieze bewoordingen waarvan ik uit kies- en bescheidenheid moet zwijgen.

Afbeelding:
De loodgieter heeft het nonnensecreet zwart ontstopt. Hij wilde daarom slechts vermomd op de foto.

(wordt vervolgd)

woensdag 29 september 2010

Opoe Groen treedt in. En uit ! (2)


Het eerste cracquelé in het ideale plaatje vertoonde zich al na amper drie maanden, toen tijdens een avondlijk koorgebed de communiteit met engelachtige sopraantjes de aangrijpende hymne Jezus is mijn rozenboom, rozen blozen aan hem schoon zong. Zuster Digitalis nu, in mundo, in de wereld dus, Opoe Groen, kende de melodie niet en kan ook geen noten lezen, wilde echter niet in het oog lopen door stommetje te spelen en zong op de tekst van de hymne met haar diepe, galmende, doordringende altstem de melodie van het lied (molto allegro, 4/4, tempo di marcia) Rozenkransken, u zij lof; uit den hof van den hemel nee-hee-heergezo-ho-ho-honden. Dit leek natuurlijk nergens op. Een complete kakofonie! Over uit de toon vallen gesproken. Alstroemeria, rijke moeder overste van het arme Kindje Jezus, die Digitalis trakteerde op een donderpreek waarvan de deur bol stond, zei: 'Het leek wel Vader Abraham met zijn Wie staat er daar doorheen te smurfen?'

Het bleef overigens niet bij de formidabele uitbrander. Zuster Digitalis kreeg de zwaarste straf waarin de regel van de congregatie voorzag: tijdens de recreatie in afzondering een uur naar een dvd met Albert Verlinde kijken.

(wordt vervolgd)

Foto: Het koorgebed van de communiteit. Zuster Digitalis is niet zichtbaar. Geheel links Femke Halsema; naast haar Job Cohen en Ahmed Aboutaleb, allen weldoeners van het klooster.

dinsdag 28 september 2010

Opoe Groen treedt in. En uit! (1)


Geruime tijd al wilde de Lavazza 100 % arabica uit mijn Italiaanse koffiemachine en zelfs de Vosne-Romanée uit het topjaar 1982 mij niet meer smaken. Reden: geen levensteken van Opoe Groen.

Nu lag dat gedeeltelijk aan mij. Zonder echter dat mij hier enige schuld kan worden aangewreven.

Men zal zich herinneren dat, zoals het jargon van de zachte sector het pleegt uit te drukken, Opoe en ik sterk op elkaar betrokken zijn. Haar levendigste droom was met mij haar leven te delen of, zoals zij het placht uit te drukken, 'met jou gezellig oud te worden'. Maar ik ben een oppassende getrouwde man, uni thoro junctus, verbonden aan het ene bed, zoals de H. Schrift het zo beeldrijk zegt, en kon Opoe dus niet ter wille zijn. Even terzijde: je hebt ook uni tauro juncta, maar dat betekent: de vrouw, verbonden aan de ene stier; dat slaat hier dus als een drol op een sluisdeur.

Wat doet die gekke Opoe nu? Door onbevredigde en uitzichtloze hartstocht jegens mij verteerd, treedt zij met een dolle kop als novice in bij een zeer strenge nonnencongregatie: de 'Rijke Zusters van het Arme Kindje Jezus'. Zeer streng, dat wil zeggen: gedurende het noviciaat, dat een jaar duurt, niet spreken, behalve om moeder overste, zuster Alstroemeria, te antwoorden, niet bellen, mobiel noch vast, niet e-mailen, niet schrijven en natuurlijk al helemaal niet chatten.

Aanvankelijk voelde Opoe zich achter de hoge kloostermuur in de zevende hemel. Zij werd bekleed met het habijt en mocht een patroonheilige kiezen.Zij wilde voortaan naar de guitige naam Boudewiena luisteren, maar daar stak moeder overste een stokje voor: 'Geen sprake van. Veel te werelds. Boudewiena betekent Venusschoentje. Jij gaat Digitalis heten.'

(wordt vervolgd)

Foto: Opoe, reeds in het kloosterkleed, is de tweede van rechts. De achterste man met hoge zijden is Alexander Pechtold, als heer vermomd; hij is geheim weldoener van het klooster.

zondag 26 september 2010

Zijn moeder wilde niet deugen


Het voyeurisme teistert al enige jaren de kijkbuis en het heeft er alle schijn van dat het zich voorlopig niet laat intomen.

Vanavond zendt de NCRV onder de titel Verloren band een documentaire uit waarin men een vol uur kan volgen hoe de journalist Frénk van der Linden (een zeer begaafd interviewer, deze eer moet men hem laten) probeert zijn ouders met elkaar te verzoenen. Zij zijn begin jaren '70 gescheiden (Frénk was toen 12), omdat moeder vreemd ging. Zij, Erica, is inmiddels 74 en lijdt aan de ziekte van Alzheimer, haar man Jan, 81, heeft sedert de breuk geen woord meer met haar gewisseld.

Ik zal er niet naar kijken. Om het cru te zeggen: overspelige journalistenmoeders interesseren mij geen flikker. Dat de zoon -- zeg maar: op de valreep -- tracht vrede te stichten tussen vader en moeder, is een loffelijk streven, maar ik snap niet waarom zich daar een paar honderdduizend mensen aan moeten vergapen. Vroeger hield men zoiets voor zich. Men vond toen: de vuile was was je thuis.

Tot lering en vermaak (2)


Vrouw-zijn is een vreselijk moeilijke taak. Het bestaat namelijk hoofdzakelijk uit omgaan met mannen.

(Van de Pools-Engelse romanschijver Joseph Conrad. Hij werd in 1857 als Józef Korzeniowski geboren in de huidige Oekraïne en overleed in 1924. Zijn
Lord Jim en Nostromo worden nog altijd veel gelezen.)

Tot lering en vermaak (1)


Liberalen worden gekenmerkt door hun open geest. Zij zijn altijd bereid serieus aandacht te schenken aan beide kanten van dezelfde kant.

(Van een anonieme geestigaard)

zaterdag 25 september 2010

Nog drie goeie van Goethe


Wer soll, wer kann aber auf sein vergangenes Leben zurückblicken, ohne gewissermaßen irre zu werden, da er meistens finden wird, daß sein Wollen richtig, sein Tun falsch, sein Begehren tadelhaft und sein Erlangen dennoch erwünscht gewesen? (Johann Wolfgang von Goethe, Wilhelm Meisters Wanderjahre, boek 1, hoofdstuk 10).

Das Wunderlichste im Leben ist das Vertrauen, daß andere uns führen werden. Haben wir's nicht, so tappen und tolpen wir unsern eignen Weg hin; haben wir's, so sind wir auch, eh wir's uns versehen, auf das schlechteste geführt.
(Johann Wolfgang von Goethe, Maximen und Reflexionen)

En dan deze, die sommigen in hun zak kunnen steken: Toleranz sollte eigentlich nur eine vorübergehende Gesinnung sein: sie muß zur Anerkennung führen. Dulden heißt beleidigen. (Johann Wolfgang von Goethe, Maximen und Reflexionen)

vrijdag 24 september 2010

Blauwe kliko: als groenen zijn wij witte raven


Opoe heet Groen, maar mijn vrouw en ik zijn groen. Elke vierde vrijdag van de maand zet ik een boordevolle blauwe kliko met oud papier op de door de gemeente aangewezen plaats. Immers, verreweg het meeste papier wordt gemaakt van hout en bomen zijn de longen van Moeder Aarde.

Volgens Bartjens zouden op bedoelde plek 20 containers moeten staan, maar toen ik vanochtend de onze aansleepte, viel er geen enkele waar te nemen. Aangezien mijn buren natuurlijk oud papier produceren, moet ik aannemen dat zij het hunne in de grijze of de groene kliko dan wel bij het (in onze gemeente apart ingezameld) plastic
lazeren .

Als je Maurice de Hond vroeg of hij het milieubewustzijn van de Nederlanders wil peilen, zou hij meteen aan de slag gaan. Uiteraard, want daar moet hij van leven. Je moet het alleen niet doen, want zoals een oud-collega van me (hij was altijd al veel deugdzamer dan ik en heeft het dan ook gebracht tot hoogleraar in meningspeiling) pleegt te zeggen: 'Dit soort onderzoeken doet niets anders dan het gezond verstand bevestigen.' De Hond zou dan ook vaststellen dat driekwart van ons volk een groene tot zeer groene inborst zegt te hebben. En als lid 2 van de enquête dat driekwart zich ook groen tot zeer groen gedraagt.

Onzin. Voorlopig zijn vrouwlief en ik in onze buurt witte raven. Nu ja, zo lang het over oud papier gaat...

'... en een zuiver hart...'


'Hier vernehm ich von großen Naturgaben, Fähigkeiten und Fertigkeiten und doch zuletzt, bei ihrer Anwendung, manches Bedenken. Sollte ich mich darüber ins kurze fassen, so würde ich ausrufen: Große Gedanken und ein reines Herz, das ist's, was wir uns von Gott erbitten sollten.'

(Johann Wolfgang von Goethe, 1749-1832, Wilhelm Meisters Wanderjahre, boek 1, hoofdstuk 10).

zondag 19 september 2010

Scheids schuift met uitwerpselen


Mijn loopbaan begon ik bij een regionale krant en wel bij een plaatselijke editie die ooit een monopoliepositie had ingenomen, door een stommiteit van de directeur-hoofdredacteur, de slavendrijver en duitendief Jef de Brouwer, bijna het loodje had gelegd en nu weer een stuk van de markt wilde veroveren. Te dezen einde had De Brouwer in het centrum van de stad de voorkamer van een melkboer gehuurd (waarvoor hij wekelijks f 5,00 moest neertellen, wat hem de indruk gaf dat al zijn kiezen en tanden zonder verdoving werden getrokken.)

In dit vertrek moesten huizen: de administrateur, de advertentie-acquisiteur, de abonnementenwerver en de redactie (ik was de enige vaste kracht, 's avonds werd ik geholpen door twee schnabbelende heren van middelbare leeftijd: een gemeenteambtenaar en een kantoorpik). Soms, als de krant te laat van de centrale drukkerij kwam, kortten een stuk of acht bezorgers er de tijd, zware shag rokend en schuine moppen tappend.

Ik keek altijd reikhalzend uit naar de maandagochtend, omdat dan onze man van de abonnementen, Theo Melis, die in zijn vrije tijd scheidsrechter van de lagere klassen in de gewestelijke voetbalcompetitie was, zwaar opgefokt stoom kwam afblazen.

'Ja, dat was gisteren weer klare bloem, daar in de Peel, bij RK De Zeilberg tegen de Dijkse Boys. Maar nu zal ik die vlegel van een Janus van den Mangelwortel eens naaien zoals hij van zijn leven nog niet genaaid is.' Theo griste dan een vel kopijpapier van mijn bureau en schreef met een stompje potlood het klad van een rapport aan de tuchtcommissie van de KNVB, waarbij hij tot mijn aanzienlijk genoegen gaandeweg zijn schrijfsel voorlas: 'Nadat ik een vrije trap had gegeven wegens gevaarlijk spel van Janus van den Mangelwortel, meende deze mij te moeten toevoegen: "Stront". Toen ik hem hiervoor een waarschuwing gaf, meende hij te moeten opmerken: "Stuk stront".'
Op dit punt aanbeland, achtte Theo het raadzaam mij te polsen. 'Eerlijk gezegd, Theo, vraag ik me af of het wel pertinent genoeg is.'
Theo gepikeerd: 'Wat bedoel je: pertinent genoeg? Het lijkt me anders nogal duidelijk.'
'Jawel, maar bij de KNVB krijgen ze natuurlijk een massa van die rapporten en denken ze waarschijnlijk dat het zo'n vaart niet loopt, met andere woorden: dat een speler in het vuur van de strijd zo'n scheldwoord kan ontvallen. Kun je je verhaal niet was opsieren, in het eerlijke uiteraard? Heeft die Janus niet nog wat meer gefoeterd? Denk eens kalm na.'
Theo tuurde een tijdje naar het donkerbruin uitgeslagen plafond en: 'Verroest, nu je het zegt! Ik heb ook zoiets als "vuile stront" gehoord.'
'Aha, nu zijn we er. Je hebt nu drie elementen: stront, vuil en stuk. Ga daar nu eens mee schuiven.'
Theo scheen nu echt te denken dat ik hem in zekere vloeistof wilde drukken. Hij keek me althans achterdochtig aan. Maar plotseling lichtte zijn gezicht op: 'Ik zie wat je bedoelt. Ik rapporteer dat Van den Mangelwortel mij ook "vuil stuk stront" heeft genoemd. Daar stuur je toch op aan, niet?'
'Toch zijn we er nog niet helemaal. Ik zie nog één andere mogelijkheid.'
'Jij schijnt te denken dat jij hier de enige bent die kan schrijven... Maar wacht even, je hebt gelijk! Als vierde feit neem ik in mijn rapport op dat Van den Mangelwortel "stuk vuile stront" heeft geroepen.'

Zo verliep het op een van de eerste maandagen dat ik daar de redactie, mijzelf dus, leidde.

Een paar weken later werd ik bij de voordeur van de melkboer opgewacht door een kleerkast.
'Is Melis er al?'
'Nee, die is er niet. En hij komt voorlopig ook niet, want hij loopt in de ziektewet. Moet ik hem wat doorgeven? Wie bent u trouwens?'
'Ik ben Janus van den Mangelwortel en vertel Melis maar dat ik door zijn toedoen voor drie wedstrijden ben geschorst en dat ik hem zal weten te vinden.'
'Moet ik er nog een persoonlijke noot van u aan toevoegen?'
'Wat bedoel je?'
'Nou, zoiets als: "vuile stront".
Janus, haastig: 'Nee, dat vooral niet.'
'Misschien: "boerenlul"?'
"Ja, dat lijkt me een goed idee.'

Weer een tijdje nadien trof ik Theo Melis al reciterend aan:
'... en nadat ik tegen speler Van den Mangelwortel een vrije trap had gegeven wegens hands, meende hij mij te moeten uitmaken voor "boerenlul".'

Foto: In de voorkamer van het gedeeltelijk zichtbare pand links was de editie van mijn krant gevestigd.

woensdag 15 september 2010

Hinder minder, formeer meer!


Merkt u er iets van? Ik bedoel: dat wij al sedert 20 februari worden bestuurd door een gezelschap demissionaire dames en heren?

Alles gaat gewoon door. Onderwijs wordt gegeven. Kranten worden bezorgd. Grutters bevoorraad. Blindedarmen verwijderd. Rijexamens afgenomen. Gods water loopt over Gods akker. Bekeuringen worden uitgeschreven. Legaal wordt via de voordeur langs de achterdeur illegaal verworven nederwiet gesleten. Boeren dorsen. Sappige bonussen worden uitgedeeld aan luitjes die rotzooi hebben getrapt. Hypotheekverstrekkers verneuken de klant als vanouds. Gods molens malen zeker maar langzaam.

In sommige opzichten draait Nederland zelfs beter dan onder missionaire bewindslieden: een club Tukkers houdt de hovaardige vedettes uit Italië in toom en onze heide is paarser dan ooit.

En reken maar dat aanstaande dinsdag de koninklijke knollen gewoon de gouden koets naar de Ridderzaal trekken en dat onze geliefde landsvrouwe aldaar het gebruikelijk stuk erbarmelijk proza zal voorlezen met de bekakte tongval die nog slechts bij amateurtoneelspeelsters wordt aangetroffen.

Van een tentamen staatsrecht in een grijs verleden meen ik me te herinneren dat onze grondwet geen termijn stelt aan kabinetsformaties. De huidige mag dus wat mij betreft doorgaan tot de kamerverkiezingen van 2014. Verhagen, Wilders en Rutte zijn zozeer verkikkerd op hun bedrijf dat zij daarnaar wel oren zullen hebben en de gezellige dikbeer Opstelten (foto), deze Vader des Vaderlands van onze affluent society, zal er ook wel voor te porren zijn.

Voorwaarde is natuurlijk dat de radiostilte strikt blijft gehandhaafd. Ik word dan verschoond van de dolkomische Klucht voor drie heren en van onthutsend gezwets in de media. Ongestoord kan ik me dan verkneukelen in drie pillen van John Cowper Powys en dito van Antonia Susan Byatt. Idee: stoor mij niet op mijn Pathmos.

dinsdag 14 september 2010

Een spaander van Goethe: actueel NL


Die Deutschen der neueren Zeit haben nichts anders für Denk- und Preßfreiheit gehalten, als daß sie sich einander öffentlich mißachten dürfen.

Dit is een van de talloze aforismen van Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832). Officieel staan ze te boek als Maximen und Reflexionen, maar de auteur noemde ze in de wandeling ook wel 'spaanders'.

Tip (niet van Bootz maar van Henk): vervang Deutschen door Niederländer en je bent helemaal bij de tijd.

zaterdag 11 september 2010

Mijn oude krant: gebed van de chef-redacteur


Ik zit de laatste dagen wat krap in mijn kopij en dat doet me denken aan mijn oude krant, Oost-Brabant, die zijn centrale redactie in Eindhoven had.

De eerste jaren na de oorlog begon het gelaat van het rijke roomse leven wel reeds enkele rimpeltjes te vertonen, maar maakte al met al nog een vieve indruk. Alle journalisten van Oost-Brabant waren praktizerende katholieken, sommige zelfs uitgesproken vroom. De nieuwsvoorziening was nog precair: de redacties waren zwaar onderbezet, het ANP deed weliswaar zijn best, maar had nog niet veel bij te zetten, geld voor abonnementen op de grote internationale persbureaus was er niet, de regiocorrespondenten waren fietsenmakers, kruideniers, bankbedienden, in het gunstige geval onderwijzers, van buitenlandse medewerkers druppelde van tijd tot tijd een verhaal per brief binnen, het openbaar vervoer was volop in wederopbouw, de telecommunicatie moest het gedeeltelijk hebben van zogenaamde treinbrieven (speciale enveloppen met kopij die werden meegegeven met conducteurs van de spoorwegen), enfin, men ziet het plaatje.

In die tijd is het op een avond, een uur voordat de krant moest 'zakken', voorgekomen dat er nog steeds geen artikel voor de opening van de voorpagina was. En zowaar, chef-redacteur Ad Bevers, op dat moment chef van de nieuwsdienst, ging in een hoek staan, sloeg een kruisteken en bad dat Onze Lieve Heer hem toch kopij zou sturen waarmee de krant met goed fatsoen 'de 1' kon openen. Zijn gebed werd verhoord. Het was vóór mijn tijd, maar ik heb het de latere chef-redacteur, dr Richard Mooren, die er bij was geweest, verschillende keren smakelijk horen vertellen.

In die tijd mochten katholieken op vrijdag geen vlees 'en jus uit vlees' eten. Arme mensen aten dan een haring of een katvisje, de beter gesitueerden paling of zalm (destijds nog uitsluitend als wilde verkrijgbaar, een dure lekkernij). Op een vrijdag meldde het ANP dat ergens boven de rivieren een man was gestikt in een biefstuk. Ad Bevers vreesde dat dit bericht bij de lezers verwarring zou stichten en voegde er, zonder dat hij van de vleeseter iets wist, aan toe: 'De man was niet katholiek.' En aldus kwam het in de krant. Ook dit heb ik uit een onverdachte bron: mijn vriend de schrijver Toon Kortooms (foto), die van 1945 tot 1953 redacteur van Oost-Brabant was.

(Zo ben ik toch nog aan kopij voor mijn blog gekomen. En ik heb er niets eens een gebed voor gestort!)